Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

Over de onpartijdigheid van de administratieve rechtscolleges van het RIZIV…

20/11/2009 by admin

Men weet dat de rechtscolleges van het RIZIV – « ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle » – geen juridische, maar administratieve rechtscolleges zijn : zij hangen namelijk af van de uitvoerende macht.

Derhalve kan hun onpartijdigheid ten aanzien van de DGEC in vraag gesteld worden : over welke waarborgen beschikt de zorgverlener, in dien mate, dat deze rechtscolleges aan de klassieke juridische controle ontsnappen ?

De wetgever (GVU wet, artikel 145) heeft bepaald dat de rechtscolleges van eerste graad, met name de Kamers van eerste aanleg (KEA) paritair samengesteld worden door afgevaardigden van de representatieve organisaties van de zorgverleners en afgevaardigden van de Verzekeringsinstellingen (VI), en voorgezeten zijn door een magistraat.

Er zijn dus twee vertegenwoordigers van de medische (BVAS en ASGB), tandheelkundige (VVT), enz. « syndicaten » en twee vertegenwoordigers van de VI, plus de voorzitter ; allen beschikken ze over een deliberatieve stem.

In geval van oppositie tussen de vertegenwoordigers van de « syndicaten » en van de VI, is het dus de voorzitter – een magistraat – die de doorslag zal geven.

In hoger beroep hebben de vier afgevaardigden van de syndicaten en van de VI enkel een raadgevende stem : de Voorzitter van de Kamer van beroep – alweer een magistraat – is de enige om over een deliberatieve stem te beschikken.

In zijn geheel werkt het systeem – dat aan de Franse prud’hommes doet denken – goed, niettegenstaande de illusies van diegenen die denken dat de vertegenwoordigers van de medische of tandheelkundige syndicaten hen zullen « verdedigen » tegen de DGEC (of tegen de VI ?) op de wijze dat vakbonden werknemers verdedigen tegen hun werkgevers.

Een andere opvatting is dat de vertegenwoordigers van de VI noodzakelijkerwijs « het budget » verdedigen en systematisch voor de veroordeling van de zorgverlener stemmen.

Het incident dat zich op donderdag 12 november 2009 heeft voorgedaan tijdens de hoorzitting van de KEA van Franse taalrol, zetelend in de zaal Rubens op de 8ste verdieping van het RIZIV, is echter zeer onthullend over de aantrekkingskracht van publieke macht.

De DGEC heeft er een radioloog aangeklaagd met het motief dat hij niet de mammografieën gerealiseerd zou hebben die hij in een centrum voor senologie geattesteerd heeft.

De zaak was zeer ingewikkeld : de radioloog nam niet zelf de clichés, hoewel hij fysiek aanwezig was in de instelling : het was de voorschrijvende gynaecoloog-senoloog die het puur technische gedeelte van de handeling uitvoerde*.

Echter, de radioloog kwam niet met lege handen naar de hoorzitting : hij had vijf gunstige beslissingen bekomen van de Geneeskundige technische Raad (GTR) van het RIZIV, twee getuigenissen van Universiteitsprofessoren, een getuigschrift van zijn Diensthoofd, een vaststelling door een gerechtsdeurwaarder, enz.

De GTR zei in substantie dat de radioloog wetmatig de technische uitvoering van de mammografie mocht delegeren aan een gekwalificeerde helper – een « technoloog » -, vermits de borst een « regio van de thorax » was (NGV, art. 1, § 4bis – Afdeling B) ; zie betrekkelijk dit onderwerp het News van 23 juli 2008 : Is een mammografie (NGV-code 450096) een radiografie van de thorax ?

De zaak was dus delicaat voor de DGEC daar deze als het ware zijn geloofwaardigheid betrok, en het was Dr Véronique GRYMONPREZ – speciaal gedetacheerd GI van de HQ – die de aanklacht leidde.

Vermits de radioloog de schijn tegen hem had, was de KEA eerst geneigd om de thesis van de DGEC te volgen.

Een van de bijzitters van de ziekenfondsen deed er nog een schep bovenop bij wijze van geglimlach en goedkeurend geknik met het hoofd als Dr GRYMONPREZ het woord voerde ; anderzijds, liet hij zich uitroepen ontvallen zoals « Tiens donc ! » tijdens de uiteenzetting van de verdediging…

Maar de wending van de hoorzitting was het ogenblik waar dezelfde ziekenfondsafgevaardigde werkelijk uit zijn schelp kroop en begon te verkondigen – nog voor zelfs dat de verdediging zijn pleidooi had beëindigd ! – dat de radioloog de mammografieën niet had uitgevoerd.

De verdediging antwoordde dat hij zijn mening over de schuldvraag van de zorgverlener niet mocht kenbaar maken alvorens er met zijn collega’s over gedelibereerd te hebben, en dat dergelijke uitspraken de onpartijdigheid van het rechtscollege bezoedelen.

Vanaf dit ogenblik begon de adhesie tussen de KEA en de thesis van de DGEC progressief af te zwakken, met dien gevolge dat Dr GRYMONPREZ, zich in moeilijkheden wanend, de hulp inriep van de bijzittende ziekenfondsafgevaardigde door hem – midden tijdens de publieke hoorzitting – te tutoyeren, in het bijzijn van talrijke getuigen !

Deze herhaaldelijke incidenten deden één der aanwezigen in het publiek zeggen dat de DGEC, nog voor de hoorzitting, samenspraak heeft gevoerd met deze bijzitter : de – waarschijnlijk onvrijwillige – tutoyering wees inderdaad een zekere mate van medeplichtigheid aan; en er dient te worden opgemerkt dat de betrokken afgevaardigde in tal van commissies van het RIZIV zetelt.

Over de grond van de zaak, zoals één der bijzitters die de medische syndicaten vertegenwoordigt de vraag stelde : « Is het verboden ? », herhaalde Dr GRYMONPREZ : « Het is louche, het is verdacht! », echter zonder ooit te kunnen uitleggen in wat het laakbaar zou wezen dat de radioloog clichés laat nemen door een collega.

De andere bijzitter die de artsensyndicaten vertegenwoordigde vroeg of de radioloog wel degelijk ter plekke aanwezig was, en de verdediging liet opmerken dat de DGEC zich niet tot valsheid heeft ingeschreven tegen de verklaringen die de radioloog heeft afgelegd tijdens zijn verhoor door de inspecteur**.

Dezelfde bijzitter vroeg aan Dr GRYMONPREZ of dit juist was, en zij beaamde dit.

De ondervraging ging door ten aanzien van de verdediging :

Q : Waarom rekent de gynaecoloog niet zelf de mammografie aan ?
A : Omdat hij niet het risico wil dragen inzake burgerlijke aansprakelijkheid !
Q : Hoezo attesteert hij dan de echografie en niet de mammografie ?
A : Omdat de mammografie een veel delicatere handeling is dan de echografie…

Zoals het gebruik het wil had de verdediging het laatste woord : zij verzette zich tegen het feit dat de DGEC de toepassing van sancties vraagt wanneer een verstrekker te goeder trouw de reglementering overtreedt, maar als hij de reglementering respecteert roept de Dienst de schijn in om zijn veroordeling te eisen !

Er dient te worden opgemerkt dat het gedrag van de andere bijzitter van het ziekenfonds absoluut onberispelijk was.

De moraal van dit verhaal is de volgende : wanneer één der actoren van het proces uit zijn rol valt – bijvoorbeeld een rechter die aanklager wordt -, is de Waarheid het eerste slachtoffer*** !
______________
* Voorts was hij erkend technoloog door Brumammo, het officieel kanker opsporingsprogramma van het Brussels Gewest !
** Artikel 171 van de GVU wet sanctioneert strafrechtelijk de valse verklaringen aan een geneesheer-inspecteur van het RIZIV.
*** Cf. ROUART JM (de l’Académie française), Omar La Construction d’un coupable, Paris, Editions de Fallois, 2001

Leave a Comment

Please note: Comment moderation is enabled and may delay your comment. There is no need to resubmit your comment.