DGEC en kwaliteit van prestaties
Een zwaarwegende reden tot frustratie bij de gecontroleerde zorgverstrekkers is dat de DGEC absoluut geen interesse vertoont is in de kwaliteit van de gediagnosticeerde of therapeutische verstrekkingen maar enkel in hun realiteit of hun conformiteit met de reglementaire teksten.
De ontferming, de beschikbaarheid, de finesse van de diagnostiek, de doeltreffendheid van de behandeling, de voldoening van de patiënt, enz… spelen absoluut geen rol in de terugbetaling van de prestaties.
De rechtscolleges ingesteld bij de DGEC bevestigen dit trouwens tekstueel in hun beslissingen, gaande soms tot het prijzen van de practicus voor zijn expertise of zijn doeltreffend materiaal… alvorens hem te veroordelen.
Enkele voorbeelden illustreren dit fenomeen, dat door menig zorgverstrekker moeilijk te begrijpen is – zelfs na uitvoerige uitleg – danig dat dit tegen hun ideaal indruist :
a) een tandprothese in de boven- of onderkaak dient in zes fasen te worden gerealiseerd ; de mooiste prothese ter wereld, geplaatst bij een supertevreden patiënt in enkel vijf fasen is niet conform en moet dus integraal terugbetaald worden door de tandarts (bovendien riskeert deze een administratieve boete) ;
b) een mammografie met door de technicus goed bepaalde incidenties staat de ervaren radioloog toe om de kleinste kwaadaardige tumor aan het licht te brengen (aldus de borst, zoniet het leven van de patiënte reddend), maar de radioloog was niet fysiek aanwezig in de instelling op het ogenblik van de rx-opnames : de prestatie is niet conform en mag dus niet aangerekend worden ;
c) de discussie over conformiteit kan zeer ver reiken : zo getroostte zich een huisarts zelf de moeite om laarzen van Unna te vervaardigen (de feiten dateren van 1997 -99), maar de samenstelling van de pasta die hij gebruikte verschilde van dewelke de DGEC gevonden had in een medico-chirurgische encyclopedie.
Klaarblijkelijk maakte de huisarts een princiepkwestie van deze zaak : een ongelooflijk aantal conclusies werd neergelegd door beide partijen bij de Kamer van beroep ; zo heeft de appellant een verzoekschrift van beroep, hoofdconclusies, additionele conclusies en zelfs additionele tweede conclusies neergelegd !
In 2007, na zeer uitgebreide ontwikkelingen, bijna een theaterstuk van Molière waardig, heeft de Kamer hem tenslotte onschuldig verklaard… maar heeft hem toch veroordeeld met het motief dat hij niet de regel van de opereerstreken gerespecteerd heeft toen hij laarzen van Unna aanbracht op beide benen (deze prestatie maakt inderdaad deel uit van de chirurgische nomenclatuur) !
De Kamer heeft tevens geoordeeld – dit is een grote constante uit hoofde van de rechtscollges van het RIZIV – dat het feit dat de VI « gedurende jaren aan een stuk de manier van tariferen » door de huisarts « aanvaard heeft in niets de omstandigheid ontkracht dat de tweede operatie incorrect getarifeerd was ».
Het is inderdaad zo dat in tegenstrijd met wat de zorgverleners hardnekkig willen geloven het zelfs bij herhaling en systematisch, gedurende « jaren aan een stuk », de aanvaarding door de VI absoluut geen satisfecit impliceert !
Download : 20070426F01FR.pdf