Stellen de rechtscolleges van het RIZIV zich op « vijandig » ten aanzien van de zorgverleners ?
Na twee lange hoorzittingen die in november 2011 en april 2012 plaatsvonden, gevolgd door oneindige verdagingen, heeft de Kamer van beroep van het RIZIV op 28 augustus 2012 eindelijk een beslissing tegen een tandarts van vreemde afkomst uitgesproken die uiterst bekritiseerbaar is .
Tegen deze beslissing werd een verzoekschrift tot administratieve cassatie ingediend bij de Raad van State.
Het lijkt of de voorzitter* van deze kamer – zich berustend op de vaststellingen van de Profielencommissie – een intuïtief en simplistisch idee van het dossier gevormd heeft, dat hij niets van de medische en statistische argumenten begrepen heeft, die voor hem tijdens de twee hoorzittingen uiteengezet werden (hij heeft trouwens geen enkele vraag gesteld…), en tenslotte genoegen genomen heeft met het kopiëren van de conclusies van de DGEC – met inbegrip van de dactylografische fouten die ze bevatten !
Deze voorzitter heeft bovendien geweigerd om te statueren op een vraag van de verdediging en heeft ook niet geantwoord op de aanvullende conclusies betreffende de extrapolatie**… voor de eenvoudige reden dat de DGEC geen conclusies neergelegd had en hij bijgevolg niets heeft kunnen kopiëren !
In hoger beroep beschikken de bijzitters enkel over een raadplegende stem : de verantwoordelijkheid ligt volledig bij de magistraat.
De administratieve rechtscolleges van het RIZIV werden speciaal ingericht om recht te spreken in zeer technische zaken, die ver buiten het bereik van een gewone rechtbank vallen.
In de betroffen zaak werd een indrukwekkende reeks radiologische clichés geprojecteerd en een expertise van een professor in biostatistieken van de ULB aangebracht en gecommentarieerd door de verdediging****.
Wij zijn van oordeel dat de betroffen beslissing van lagere kwaliteit is, niet alleen van de Kamer van eerste aanleg van het RIZIV – die tenminste de moeite gedaan heeft om zijn eigen beslissing te motiveren -, maar ook van eender welke arbeidsrechtbank.
Men zal opmerken dat bovenop de klacht wegens onbekwaamheid – hij heeft niets begrepen – zich de zwaarste klacht toevoegt die men jegens een magistraat kan formuleren : met name, getuigen van vijandigheid en van partijdigheid ten aanzien van een gedaagde – in deze een zorgverstrekker.
Dat een beroepsrechtscollege dergelijk armzalige beslissingen uitspreekt is volkomen ontoelaatbaar en valideert de bezwaren die reeds decennia unaniem geformuleerd worden door de medische syndicaten, de raadslieden, de zorgverstrekkers, enz.
________________
*In werkelijkheid handelt het zich om een plaatsvervanger
**In zijn aanvullende conclusies verweet de verdediging aan de DGEC niets minder dan dat deze van de selectie die als basis diende vor de extrapolatie de gunstige gevallen voor de zorgverstrekker onttrokken te hebben !
***En dat, tot twee keer toe, vermits de voorzitter de heropening van de debatten had opgedragen wegens de onzekerheden betreffende het Sociaal strafwetboek…
****Men kan met betrekking tot de extrapolatie vaststellen dat de DGEC systematisch een zogezegd « niet uitgegeven beslissing van de KB van 8 juni 2009 » bovenhaalt… terwijl deze beslissing in werkelijkheid gecasseerd werd door de Raad van State (arrest N° 203.876 van 11 mei 2010)