Toepassing van art. 164 van de GVU wet op een betaling in contanten
VRAAG :
Sta me toe om u als trouwe cliënt een juridische vraag te stellen.
In 2011 plaatste ik een skeletprothese bij een patiënt aangesloten bij VI X.
Ik heb een getuigschrift voor verstrekte hulp afgeleverd, mijn erelonen in contanten ontvangen en de patiënt werd terugbetaald.
Echter, gezien deze laatste geen recht had op terugbetaling omdat hij niet de vereiste leeftijd had, keert zich de VI X thans tegen mij opdat ik hen het bedrag zou terugbetalen dat ze onrechtmatig aan de patiënt gestort hebben.
Is dat normaal ?
Ondergeschikte vraag : in het waarschijnlijk geval dat ik genoodzaakt zal zijn om te betalen, mag ik dan deze verstrekking het volgende jaar herattesteren, als de patiënt rechten zal hebben ?
ANTWOORD :
Artikel 164 van de GVU wet bepaalt :
Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 142, § 1 en 146, is hij die, ten gevolge van een vergissing of bedrog, ten onrechte prestaties heeft ontvangen van de verzekering voor geneeskundige verzorging, van de uitkeringsverzekering of van de moederschapsverzekering, verplicht de waarde ervan te vergoeden aan de verzekeringsinstelling die ze heeft verleend. De waarde van de aan een rechthebbende ten onrechte uitgekeerde prestaties wordt terugbetaald door de zorgverlener, die niet over de vereiste kwalificatie beschikt of zich niet aan de wets- of verordeningsbepalingen heeft gehouden. Indien evenwel de erelonen met betrekking tot de ten onrechte uitgekeerde prestaties niet werden betaald, zijn de zorgverlener en de rechthebbende aan wie de verzorging werd verstrekt hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de ten onrechte uitgekeerde prestaties. De prestaties vermeld op getuigschriften, facturen of magnetische dragers, die niet werden ingediend of verbeterd overeenkomstig de in de terzake door de Koning of bij verordening vastgestelde modaliteiten, worden beschouwd als ten onrechte uitgekeerde prestaties en dienen derhalve te worden terugbetaald door de betrokken zorgverlener, dienst of inrichting.
Vanuit de optiek van lectuur van art. 164 van de GVU wet is de brief van de VI X dus gegrond.
Deze gevallen zijn zelden, meestal betalen de VI niet onrechtmatig terug.
Dit gezegd zijne, is er een element dat u in dwaling gebracht heeft (bijvoorbeeld een foutief kleefbriefje van het VI) ?
Gezien het hier gaat om een punctueel geval geeft de VI in principe het dossier niet door aan de DGEC, maar men weet maar nooit en het is koste wat het kost te mijden (cfr de referentie naar art. 142).
Er dient te worden opgemerkt dat de patiënt u deze som nu verschuldigd is, die hij « uit eigen zak » zal moeten betalen… (hij zal waarschijnlijk beweren dat hij dacht dat de prothesen terugbetaald werden…).
Wat uw « ondergeschikte vraag » betreft, u mag enkel verstrekkingen attesteren die u effectief uitgevoerd hebt op de datum die aangegeven staat op het getuigschrift.