Een geneesheer-inspecteur binnenkort verwezen naar de correctionele rechtbank ?
Wij zullen natuurlijk geen namen noemen noch zullen we feiten vermelden die afbreuk doen aan de geheimhouding van het onderzoek, maar deze zaak is interessant ten titel van meer als één gegeven.
In 2006 heeft een geneesheer-inspecteur, uitsluitend op basis van input van GVVH door VI, zonder wie dan ook te hebben ondervraagd, proces-verbaal van vaststelling opgemaakt lastens een tandarts voor een ongelofelijke reeks inbreuken.
Deze « inbreuken » hebben de bijzonderheid imaginair te zijn, of ten minste extreem subjectief : aldus verwijt de inspecteur de tandarts panoramische en intra-orale radiografieën gecumuleerd te hebben, een raadpleging te hebben geattesteerd alvorens te beginnen aan de vervaardiging van een prothese, een chirurgische extractie te hebben gecumuleerd met een osteïtiscurettage… of zelfs chirurgische extracties onderling (terwijl er een specifieke NGV-code bestaat voor de tweede extractie…).
In die periode heeft de medische pers verslag uitgebracht van deze zeer merkwaardige controle (zie Artsenkrant van 20 oktober 2006).
De tandarts wint advies in bij de TTR en haalt over de hele lijn gelijk : geen enkele regel verbiedt het nemen van een intrabuccale opname na een panoramische (dit is zelfs een onderwezen praktijk aan de Universiteiten, de pano dient ter « ontwarring »), een beslissing van 1996 staat expliciet de cumul toe van een chirurgische extractie – osteïtiscurettage, en de raadpleging is toegelaten voor zover ze niet samenvalt met één der fasen van de vervaardiging van een prothese.
Tenslotte laat de hiërarchie van de inspecteur praktisch alle tenlasteleggingen schieten…
In 2007 begint dezelfde inspecteur de patiënten te verhoren : deze verwittigen de tandarts en beklagen zich dat hun verklaring vervormd werd (één der getuigen heeft zelfs geweigerd zijn PV van verhoor te ondertekenen).
Wij gaan niet ingaan op details maar de inspecteur begon zijn verhoren met te beweren dat de tandarts zijn honoraria twee maal aanrekende (een keer aan de patiënt en een tweede keer aan diens ziekenkas), hetgeen absoluut onjuist was ; daarenboven, in tenminste één geval, heeft de inspecteur de tandarts voor een « oplichter » uitgemaakt in het bijzijn van de getuige.
De tandarts heeft tenslotte klacht ingediend bij de politie voor valsheid in openbare geschrifte, en nadien, heeft hij zich burgerlijke partij gesteld bij een onderzoeksrechter. Nu is het wachten op de beslissing van de Raadkamer…
Deze zaak illustreert eens te meer hoe de DGEC misbruik maakt van de bijzondere bewijskracht van zijn PV’s van vaststelling, hetgeen de zorgverlener verplicht zijn onschuld te bewijzen (terwijl het in principe aan de beschuldigende partij is om het bewijs van inbreuk aan te voeren). Natuurlijk is de DGEC, in deze zaak, gevallen op een practicus die vastberaden is om zich niet te laten doen en zijn techniek had het resultaat van een boemerang…