RIZIV voor de Raad van State : « ‘t is ikke niet, ‘t is hij! »
Vermits geen enkele vertegenwoordiger van het RIZIV zich aangeboden heeft op de zitting van 4 mei, vond er een nieuwe zitting plaats op 10 mei 2010 voor de VIde Kamer van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, voorgezeten door Mevr. DAURMONT, effectieve voorzitster.
Het RIZIV werd er dit maal vertegenwoordigd door Mevr. Sandrine HOLVOET, juriste bij de DGEC.
Men verwachtte zich aan een zeer subtiele rechtvaardiging van de toepassing van artikel 153 van de GVU wet om een zorgverstrekker te « schorsen », men vroeg zich al af welk konijn de DGEC uit zijn hoed ging toveren… welnee !
Mevr. HOLVOET begon met het pleiten van de onbevoegdheid van de Raad van State… vermits het zich om subjectieve rechten handelt, beschikt artikel 167 van de GVU dat de betwisting tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank* hoort.
Aangaande de auteur van de beslissing beweerde Mevr. HOLVOET – tegen alle duidelijkheid in – dat het niet de DGEC was die de terugbetaling van de verstrekkingen van de tandarts geschorst heeft maar… de geneesheren-adviseurs van de verschillende ziekenfondsen !
Nochtans was bij de stukken van het dossier een fax gevoegd van Dr VRANCKX, geneesheer-inspecteur generaal bij de DGEC, waarin hij alle VI opdraagt om de terugbetalingen te schorsen « voor een eerste periode van 3 (drie) maanden, zowel in rechtstreekse afrekening als in RDB ».
Maar volgens Mevr. HOLVOET, drukte deze brief enkel een eenvoudige suggestie uit aan de VI… gebaseerd op de beslissing van hun eigen geneesheer-inspecteurs** !
Welke beslissing ? Hoe en waar zouden tientallen geneesheren-adviseurs beraadslaagd hebben ? In naam van wat zou de DGEC tussengekomen zijn om deze zogeheten beslissing van de geneesheren-inspecteurs mee te delen… aan hun werkgevers, de VI ? Een raadsel…
Terwijl men zich kan verbazen dat de GVU wet geen enkele bepaling kent die uitdrukkelijk de DGEC zou toelaten om de terugbetalingen in geval van vermoeden op onregelmatigheden te « stoppen », heeft SECURIMED altijd de thesis ondersteund volgens welke art. 153 in werkelijkheid een controle « geval per geval » beoogt van de medische voorwaarden op terugbetaling (bijv. van een echografie of een geneesmiddel) en niet een algemene verbodsmaatregel.
Na deze verdediging die meer weg had van een uitwijkmanoeuvre heeft de auditeur van de Raad van State, de heer DELVAX, een schorsing van de zitting gevraagd om de wet nader te bestuderen.
Deze raadpleging duurde een twintigtal minuten, waarna auditeur DELVAX opmerkte dat het schrijven van de DGEC « onmiddellijk de stopzetting van terugbetalingen van GVVH vroeg bij de VI » aangaande de tandarts in kwestie.
Hij was van oordeel dat « art. 167 de bevoegdheid van de Raad van State » niet uitsloot en stelde aan de Raad van State voor om « de schorsing van de aangevochten beslissing te bevestigen » met het motief dat « het RIZIV niet bij machte was om dergelijke beslissingen te nemen ».
Waarschijnlijk zal de VIde Kamer het advies van de auditeur volgen…
Men kan zich enkel verbazen, dat in een Rechtstaat een publieke administratie een dergelijk foute lectuur doet en een danig verkeerd gebruik maakt van een wettelijke bepaling – met name art. 153 van de GVU wet -, en het is evenzo verbazend, dat de wet het de DGEC niet toelaat om de minste conserverende maatregel te nemen bij confrontatie met zware aanwijzingen op fraude ten nadele van de ZIV.…
Men betreure vooral dat de GVU wet gecoördineerd op 14 juli 1994 een vreselijk gedrocht geworden is, een onverteerbare polymorfe tekst zonder globale conceptie…
De brief van Dr VRANCKX aan de VI kan hieronder gedownload worden.
_______________
* Art. 167. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van artikel 52, § 3, behoren de betwistingen in verband met de rechten en plichten voortvloeiend uit de wetgeving en reglementering betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank.
De bestreden administratieve rechtshandelingen moeten, op straffe van verval, binnen een
maand na de kennisgeving ervan aan de bevoegde arbeidsrechtbank voorgelegd worden.
De vordering ingeleid voor de arbeidsrechtbank werkt niet schorsend.
In de zaken waarin een medisch expert wordt aangewezen, worden de voorschotten, de erelonen en de kosten van deze expert die vervat zijn in de nota die hij opstelt overeenkomstig de bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek, aangeduid met toepassing van het door de Koning vastgestelde tarief.
** men wist niet bij het horen van een dergelijke surrealistische argumentatie, ontwikkeld voor de Raad van State, of men moest lachen of wenen over de dwaasheid van de DGEC of in tegendeel geterroriseerd moest zijn door de intellectuele oneerlijkheid vanwege een publiek organisme…
Download : Brief van Dr VRANCKX.pdf