Voorheffing op de erelonen van niet-gedomicilieerde beoefenaars van een vrij beroep : het vervolg van de discussie…
In wat voor een land leven wij toch !
De wet van 13 december 2012 breidt de belastingaangifte van niet inwoners (BNI) uit door een nieuwe residuele categorie van belastbare inkomsten toe te voegen. De toelichting van de motieven van deze wet preciseert dat de aanpassing er gekomen is om gemakkelijker royalty’s te belasten in het land waar de activiteit plaatsvindt, met name in België, en niet in het land van woonst van de begunstigde.
Om in aanmerking te mogen komen voor BNI moeten de nieuwe inkomsten beantwoorden aan de volgende drie criteria :
– deze inkomsten moeten in België belastbaar zijn krachtens één van de drie belastingen aan welke de inwoners onderhevig zijn (PB, VPB, RPB) ;
– de inkomsten moeten ten laste zijn – rechtstreeks of onrechtstreeks – van een inwoner van het Koninkrijk (natuurlijk persoon, Belgische vennootschap of vereniging (VZW,…) met zetel in België, of van een Belgische vestiging die schuldenaar is (van inkomsten) ;
– het vermogen om belasting te heffen moet België ten beurt vallen uit hoofde van een dubbelbelastingverdrag, ofwel… [zonder belang].
Over welke inkomens handelt het concreet ?
Momenteel lijken de inkomsten die toebehoren aan deze categorie relatief beperkt. De uiteenzetting van de motieven citeert de royalty’s, de inkomsten betaald aan niet-inwoners voor de levering van technische bijstand, directeursdiensten, consultancy diensten, enz.
De uiteenzetting van de motieven beaamt dat de lijst van de nieuwe belastbare inkomsten elk jaar vermeld zal worden in het advies aan de werkgevers en andere schuldenaars (sic).
In principe zal deze inhouding van bedrijfsvoorheffing niet van toepassing zijn op de beroepsinkomsten die reeds onderhevig waren aan BNI krachtens het oude artikel 228 van de WIB 1992, waaronder de erelonen van tandartsen vallen.
De inhouding van bedrijfsvoorheffing is dus in principe niet verschuldigd.
Anderzijds, zelfs al was de inhouding van bedrijfsvoorheffing verschuldigd, dan nog zou dit ook van toepassing zijn op vennootschappen met zetel in het buitenland.
Tenslotte, de bedrijfsvoorheffing op dit type van inkomsten is van vrijstellende aard, maar de wet laat het de begunstigde toe om te kiezen voor de methode van inkomstenglobalisatie als deze voordeliger is voor de begunstigde van de inkomsten.
U ziet hoe bijzonder vaag deze wet is voor wat haar toepassing betreft en ze zal dus waarschijnlijk op korte termijn nog herzien worden.