Onderbreking en opheffing van de tweejaarlijkse verjaringstermijn
In het News van 15 juli 2008 getiteld « Hoever kan de DGEC teruggaan in de tijd ?« , hebbben we gezien dat inzake van verschuldigde of gestorte bedragen door de verzekeringsinstellingen, de verjaringstermijn twee jaar bedraagt ; deze termijn begint te lopen vanaf het einde van de maand van de verstrekking of de betaling ervan :
Art. 174. 1° De vordering tot betaling van prestaties der uitkeringsverzekering verjaart twee jaar na het einde van de maand waarop die uitkeringen betrekking hebben;
2° de vordering van degene die prestaties van de uitkeringsverzekering genoten heeft, tot betaling van de sommen welke die prestaties tot een hoger bedrag zouden opvoeren, verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin de prestaties zijn uitbetaald;
3° de vordering tot betaling van geneeskundige verstrekkingen verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin de verzorging is verstrekt of deze prestaties al dan niet betaald werden via de derdebetalersregeling;
4° de vordering tot betaling van sommen welke de betaling voor de geneeskundige verstrekkingen, die verleend is, tot een hoger bedrag zouden opvoeren, verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin die betaling is gedaan;
5° de vordering tot terugvordering van de waarde der ten laste van de uitkeringsverzekering ten onrechte verleende prestaties, verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin die prestaties zijn uitbetaald;
6° de vordering tot terugvordering van de waarde der ten laste van de verzekering voor geneeskundige verzorging ten onrechte verleende prestaties, verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin die prestaties zijn vergoed;
Het zijn de toepassingsmodaliteiten van het artikel 174 die wij in dit News wensen uiteen te zetten : de alinea 10° beschikt :
Een per post aangetekend schrijven volstaat om de in dit artikel bedoelde verjaring te stuiten. De stuiting kan worden vernieuwd.
De in 1°, 2°, 3° en 4° bedoelde verjaringen worden geschorst door overmacht.
Welke gegevens dient de aangetekende brief te bevatten ? In hoofdzaak de identificatie van de patiênt(en) en de datum van de zorgen : de beschrijving van de zorgen moet niet vermeld worden, meer bepaald middels NGV codes, noch dient enige motivatie omtrent het verzoek te worden gegeven ; de identificatie gebeurt via de namen, voornamen et de INSZ.
Een zorgverstrekker die de verjaringstermijn wenst te onderbreken om over twee extra jaren te beschikken om zijn getuigschriften voor verstrekte zorgen aan een VI (bijv. vanwege een verzekerbaarheidsprobleem) over te maken kan zich dus genoegen met de opstelling van een dergelijk schrijven, op voorwaarde dat hij dit aangetekend overmaakt binnen de éérste termijn van twee jaar :
6 mei 2008
Geachte Heren,
Gelieve bij deze nota te willen nemen van het feit dat ik de verjaring onderbreek voor :
DESMET Jan INSZ 620614 245 78 Zorgen van 23 mei 2006
Met de meeste hoogachting.
Naar analogie hiervan, kan een VI de tweejaarlijkse verjaring onderbreken aan de hand van een schrijven dat aan het zelfde model beantwoordt.
Voor het einde van deze nieuwe termijn van twee jaar, kunnen de verstrekker of de VI een tweede maal de verjaring onderbreken middels een tweede aangetekend schrijven, en zo voorts.
Echter, eens de verjaringstermijn afgelopen, wordt het natuurlijk onmogelijk om de verjaring te onderbreken : er dient dan een verzoek te worden gericht om deze op te heffen wegens overmacht, middels een gemotiveerd schrijven gericht aan de leidend-ambtenaar van de Dienst voor administratieve Controle.
Het meest typische geval is dat van een alleenwonende bejaarde patiënte bij dewelke de kinderen getuigschriften voor verstrekte zorgen ontdekken die niet ingediend zijn bij haar ziekenkas binnen de termijn van twee jaar, te rekenen vanaf het einde van de maand van de zorgen…