Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

Voorbeeld van fraude in de tandheelkunde : het geval Samir N.

09/09/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

De bal ging aan het rollen toen wij gemerkt hebben dat tandarts Samir N. maar liefst 22 drievlaks vullingen geattesteerd heeft via derdebetalers bij een zelfde patiënt, van vrijdag 5 april tot vrijdag 12 april 2013 : was dat geloofwaardig ?

Ik vroeg aan mijn vennoot tandarts David HATZKEVICH, lth wat de kans was dat er fraude in het spel zat.

Antwoord : meer dan 99% !

Volwassenen hebben 32 tanden (28 als men de wijsheidstanden niet meetelt).

Samir zou dus 22 van de in totaal 28/32 tanden (afhankelijk of men de wijsheidstanden meetelt of niet…) van patiënt Shafique M., geboren in 1965 (48 jaar), gevuld hebben op maar een week tijd, en altijd drie vlakken, Nomenclatuurcode 304415.

Deze 22 vullingen, twee derden van alle tanden, werden gelegd tussen vrijdag 5 april 2013 en vrijdag 12 april 2013, op de vijf volgende data : 5/4, 8/4, 9/4, 11/4 en 12/4.

Anders gezegd, de patiënt zou bijna alle werkdagen bij Samir op raadpleging komen en gemiddeld met 4,4 grote vullingen per zittijd terug naar buiten gaan.

En waarom altijd drievlaks vullingen ?

Omdat dit de meest « lucratieve » code is, tenzij men zou vallen in een ander type handeling : de opbouwen (van de knobbel of de kroon).

Nog verrassender : niet de minste radiografie — noch een panoramische, noch een intrabuccale — werd gemaakt alvorens te beginnen aan dit titanenwerk !

En waarom bij deze patiënt (Shafique M.) ?

Omdat de CT1-verzekerbaarheid van Shafique de code 111 uitwijst : hij is RVV-OMNIO

Voor de derdebetalers tandarts heeft dit statuut twee uitgesproken voordelen :

– de terugbetaling gebeurt aan 100% en niet aan 75% (in de derdebetalers regeling belanden deze 100% … op de bankrekening van Samir !) ;

– de geschreven OIFNS verklaring (financiële noodsituatie) opgesteld en getekend door de patiënt is niet vereist : dit komt zeer gelegen…

En dit schema herhaalt zich maand op maand : een beperkt aantal patiënten ondergaat een buitengewoon aantal vullingen, steevast op drie tandvlakken.

Bijvoorbeeld :

– bij Mustafa M. heeft Samir 36 verstrekkingen geattesteerd tussen 21 juni en 29 juni 2013 (6 GVH) ;

– bij Adeline S. : 26 verstrekkingen tussen 22 juni en 26 juni 2013 (5 GVH) ;

– Bij Bilal S. : 38 verstrekkingen tussen 20 juni en 26 juni 2013 (6 GVH), hetzij 38 verstrekkingen op 6 opeenvolgende dagen : 20/6, 21/6, 22/6, 23/6, 24/6, 25/6 en 26/6 (23/6 is een zondag…) ;

– bij Shada A. : 26 verstrekkingen tussen 13 juni en 20 juni (7 GVH !) ;

– enz enz. : alles is van het zelfde soort : een buitensporig aantal verstrekkingen gedurende een extreem korte periode !

Wat is de juiste modus operandi van Samir ?

Samir ziet patiënten die talrijke vullingen hebben en die reeds gelegd zijn door andere tandartsen (bijv. op 22 tanden).

Hij vraagt dan aan de patiënt meerdere kleefbriefjes van het ziekenfonds (vier of vijf) en stelt getuigschriften voor verstrekte hulp op met elk vier (of meer) vullingen en een totaal van 20 tot 22 vullingen.

Het volstaat dan dat Samir een enkele vulling legt (voor het geval dat de patiënt gehoord zou worden…) om de hele serie reeds aanwezige vullingen te herattesteren : in geval van een RIZIV controle, kan hij effectief 22 vullingen tonen…

Als het RIZIV opwerpt dat deze vullingen door andere tandartsen gelegd zijn zal hij antwoorden dat de vullingen « uitgevallen » of « te oud » waren en dat hij ze moest herleggen.

Dit systeem van fraude is een klassieker in de tandheelkunde : de oplichter Eric NISOL, die veroordeeld werd tot een celstraf, handelde op dezelfde manier.

De fraudeur kan aldus zonder moeite, met zo’n dertigtal patiënten per maand (3 werkdagen…), meer dan 15 à 20.000,00 euro verdienen op kosten van de ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Welk risico loopt Samir ? Al bij al een simpele administratieve boete van 250 euro (te vermenigvuldigen door 5,5).

Dat is absoluut onaanvaardbaar : mensen als Samir kosten fortuinen aan de werkmens, aan de werkgevers en aan de Staat die gezamenlijk de ziekte- en invaliditeitsverzekering financieren…

Belgische ondernemingen sluiten hun deuren of delocaliseren omdat de Belgische sociale lasten ondraaglijk zijn geworden : het is de sociale fraude die ondraaglijk is !

1 Comment »

Let op voor het KB van 4 juli 2013 dat de criteria van terugbetaling wijzigt van logopedische zittingen !

02/09/2013 by admin

Een geneesheer specialist NKO schreef ons de volgende mail betreffende het KB van 4 juli 2013 (zie hieronder) dat de criteria van terugbetaling van logopedische zittingen wijzigt, in voege vanaf 1 september 2013 :

Mijn Waarde Collega,

Sta me toe uw aandacht te vestigen op het KB dat laatste zomer gepubliceerd werd : zie B.S van 16.7.2013 !

Het betreft de wijziging in het voorschrijven en de terugbetaling van logopedische zittingen.

Verstrekking 725385 (derde bladzijde), 2°disfunctie van de larynx en/of de stemplooien aangetoond op basis van : (a) laryngoscopie en stroboscopie !

Hoe valt de stroboscopie te verantwoorden – bij het kind of de volwassene – die het vaakst een aandoening van het type kissing nodule vertoont, een anatomische verdikking van het voorste derde van de stembanden hetgeen heesheid veroorzaakt, of bij volwassenen een onregelmatigheid of een aandoening van de mobiliteit van de stembanden? Prof. REMACLE (Montgodinne) stelt het als volgt : de stroboscopie, gebruikt voor de studie van de fase van een beweging aan de hand van een periodieke lichtbron laat toe om de vibratie van de banden te observeren.

En net daar ligt het probleem : de vibratie wordt onvermijdelijk gewijzigd als een abnormale anatomie of een abnormale mobiliteit voorligt, wat ook met een klassieke laryngoscopie vastgesteld kan worden!

De stroboscopie is voorbehouden voor analyses van de stembanden door NKO foniaters, voor bijzondere gevallen van subtiele anomalieën, die vermoed kunnen worden maar niet zichtbaar zijn met optische laryngoscopie.

Onder welke vorm wenst het RIZIV dat het protocol opgesteld wordt ? Video ?

Wat men dient te onthouden van deze « en stroboscopie », is dat alle NKO’s zich met dergelijk duur materiaal zullen moeten uitrusten… en dus te pas en te onpas stroboscopische onderzoeken (258274, K40) zullen voorschrijven, met als rechtstreeks gevolg een stijging van de RIZIV uitgaven inzake terugbetaling van gezondheidszorgen…

Nogmaals, ik vraag mij echt af wie er heeft kunnen geloven dat een besparing in de logopedie te verwezenlijken is door systematisch stroboscopie aan te vragen !

Vooral dat ik in mijn hoedanigheid van NKO revalidatiearts gehoor en spraak (fameuze 414 die weinige NKO’s hebben !) opmerk dat de voorschriften voor afwijkingen van de stem minder dan 10% van mijn ziekenhuisactiviteit uitmaken !

Tenzij dat de verdoken opzet van deze wijziging eruit bestaat om alle voorschriften van logopedie ten gevolge van stemafwijkingen door te sturen naar de universiteiten ?

Gezien het gebrek aan bekwame NKO’s in deze materie en de lange wachttijden voor afspraken blijft de verhouding kosten/baten van de intake aan te tonen…

Ik blijf te uwer beschikking voor alle bijkomende inlichtingen wat de analyse van dit KB betreft !

Met hartelijke collegiale groeten

4 JULI 2013. – Koninklijk besluit tot wijziging, wat de logopedische verstrekkingen betreft, van artikel 36 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 35, §1, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 22 februari 1998, 24 december 1999, 10 augustus 2001, 22 augustus 2002, 5 augustus 2003, 22 december 2003, 9 juli 2004, 27 april 2005 en 27 december 2005, en §2, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997, en bij de wet van 10 augustus 2001;
Gelet op de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
Gelet op het voorstel van de Commissie voor de overeenkomsten met de logopedisten, gedaan tijdens haar vergadering van 31 januari 2013;
Gelet op het advies van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, gegeven op 31 januari 2013;
Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole, gegeven op 13 maart 2013;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 18 maart 2013;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 april 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 17 mei 2013;
Gelet op het advies 53.466/2 van de Raad van State, gegeven op 24 juni 2013, met toepassing van artikel 84,§1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. In artikel 36 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 1999, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 mei 2003 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2012 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In §2, a), worden de woorden «aan de rechthebbende die taal-en/of spraak- en/of stemstoornissen heeft» vervangen door de woorden «aan de rechthebbende die mondelinge taal- en/of spraakstoornissen heeft»;
2° In §2, b), 3°, eerste lid, worden de woorden «Dyslexie en/of dysorthografie en/of dyscalculie aangetoond door tests op het gebied van lezen en/of schriftelijke expressie en/of rekenen die wijzen op een achterstand van meer dan één jaar bij kinderen tussen 7 en ten volle 9 jaar of op een achterstand van meer dan twee jaar bij kinderen tussen 10 en ten volle 14 jaar. Deze tests dienen voor te komen op een door de Commissie voor de overeenkomsten met de logopedisten goedgekeurde limitatieve lijst» vervangen door de woorden
«Dyslexie en/of dysorthografie en/of dyscalculie, bij kinderen tot ten volle 14 jaar die minstens 6 maanden lager onderwijs hebben genoten, gekenmerkt
door :
(a) een achterstand in de prestaties aangetoond door tests op het gebied van lezen en/of schriftelijke expressie en/of rekenen die twee scores geven kleiner of gelijk aan percentiel 16 of kleiner of gelijk aan minstens een standaardafwijking en;
(b) een hardnekkigheid van de stoornissen en/of
(c) problemen op het niveau van nauwkeurigheid en/of snelheid (=automatiseren) en/of
(d) fonologische problemen (enkel voor dyslexie en dysorthografie)
en/of
(e) compensatiegedragingen, negatieve attitude, verhoogde inspanning
Deze kenmerken moeten worden beschreven in het logopedisch
bilan. De tests moeten overeenkomstig zijn met het niveau verwacht
voor het leerjaar waarin de rechthebbende zit en voorkomen op een
door de Commissie voor de overeenkomsten goedgekeurde limitatieve
lijst.»
3° In §2, c), 2°, worden de woorden «paralyse van de larynx of
organisch letsel van de larynx en/of van de stembanden» vervangen
door de woorden «dysfunctie van de larynx en/of stemplooien
aangetoond op basis van :
(a) laryngoscopie en stroboscopie, (b) en perceptuele gegevens, akoestische en aerodynamische metingen met tests en criteria opgenomen in de door de commissie goedgekeurde lijst van tests voor stemstoornissen (c) en metingen van de impact van de stemproblemen op de levenskwaliteit van de patiënt met tests en criteria opgenomen in de goedgekeurde lijst van tests en proeven voor stemstoornissen».
4° In §3, 1°, worden de woorden «Bijzonder onderwijs van type 8 volgt»
vervangen door «Bijzonder onderwijs volgt. Deze beperking geldt alleen voor logopedische behandelingen voorzien onder §2,b), 2°, §2, b), 3°, en §2, f)»:
5° In §3, 5°, worden de woorden «in §2, b), 6°, 6.3; §2, d) en e)» vervangen door «in §2, b), 6°, 6.3 en §2, d)»;
6° In §4, 2°, tweede lid, eerste onderdeel worden de woorden «door een geneesheer-specialist in de neurologie of in de neuropsychiatrie» vervangen door de woorden «door een geneesheer-specialist in de pediatrische neurologie»;
7° In §5, m), worden de woorden «maximum 288 individuele behandelingszittingen van ten minste 30 minuten» vervangen door de woorden
«maximum 80 individuele behandelingszittingen van ten minste 30 minuten»;
8° §8 wordt aangevuld met een lid, luidende :«De terugbetaling van de in de nomenclatuur vermelde logopedische verstrekkingen is onderworpen aan de voorwaarde dat de logopedist zich ertoe verbindt kwaliteitsvolle zorg te verlenen en de door de Overeenkomstencommissie goedgekeurde voorwaarden na te leven»;
9° De volgende nomenclatuurcodes zijn geschrapt : Individuele zitting van ten minste 30 minuten verstrekt in de lokalen van een inrichting met een C.A.R. overeenkomst :
711395, 712390, 713392, 714394, 717393, 718395, 719390, 721394,
729396, 723391, 724393, 725395, 726390, 727392, 728394, 733390;
Individuele zitting van ten minste 60 minuten verstrekt in de lokalen
van een inrichting met een C.A.R. overeenkomst : 712692, 714696, 711690, 733692.
Art. 2. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op alle nieuwe aan- vragen die vanaf de datum van zijn inwerkingtreding bij de adviserend geneesheren toekomen.
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Mevr. L. ONKELINX

No Comments »

De zaak van de P-waarden : memorie van repliek aan de Raad van State

30/08/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

Hieronder is de memorie van repliek terug te vinden die wij aan de Raad van State gericht hebben kaderend in het geding die een bekende sociale tandarts en de instelling die zijn erelonen int tegen de Belgische staat aanhangig gemaakt hebben, betreffende de kafkaëske zaak van de P punten.

Ter herinnering, het heerschap DEVRIESE (SMD) en zijn acolieten van het VVT hebben – ingaand tegen het advies van CSD en VBT – een soort van mathematisch systeem ontwikkeld bedoeld om 40 gekende fraudeurs te bestrijden, want de DGEC had zich uit monde van Dr Jean-Philippe MOUSSET (geneesheer-inpecteur tandarts) absoluut onmachtig verklaard om hen te « vatten ».

U hebt goed gelezen : de DGEC komt er officieel voor uit niet in staat te zijn om een tandarts te controleren : het systeem op punt gesteld door DEVRIESE en HANSON beoogt niet om de fraude te detecteren maar om ze te sanctioneren !

We hebben het systeem van « quota van kansarmen » gekend (2007-2008, dan 2009-2010), evenals haar uiteindelijk fiasco ; we bevinden ons thans in het tijdperk van zelfopgelegde rationering inzake verzorging en van de baten die tandartsen uit de beoefening van hun beroep halen : heel België telt P punten en haalt zich de broekriem aan…”

« Schandalig » liet Dr Marc MOENS, voorzitter van het grootste artsensyndicaat, BVAS, zich in het Verzekeringscomité ontvallen : « Binnenkort zullen we tegen de zelfstandige werker nog zeggen dat hij maar 8 uur per dag mag werken. »

Zijn gebrek aan inbeeldingsvermogen en terreinkennis en zijn bitse animositeit jegens de sociale tandheelkunde hebben Michel DEVRIESE ertoe gedreven om een krankzinnig systeem te bedenken, dat indruist tegen de belangen van de tandartsen en zelfs volkomen onwettig is : hij treedt ronduit artikels 73 (diagnostische en therapeutische vrijheid) en 53 (verplichting om een GVVH af te leveren) van de GVU wet, gecoördineerd op 14 juli 1994, met voeten.

De toepassing van het systeem bedacht door DEVRIESE is bovendien onmogelijk : hoe wil men de overtollige P waarden terugbetalen (boven de 200P/dag) wetende dat de P waarde niet eenduidig* is ?

En dan hebben we het nog niet over de voorzienbaarheid : de tandarts weet zelfs niet op welke basis hij gecontroleerd zal worden gezien het gemiddelde berekend wordt over een tijdspanne, die naar de willekeur van de DGEC kan uitlopen van 30 dagen tot in het oneindige !

En er zou sprake zijn om progressief het dagelijks plafond van P punten naar beneden te halen : men zou aldus naar 180 punten, en vervolgens naar 150 punten per dag zakken…

Dit mechanisme is zodanig discriminerend** dat Stefaan HANSON (VVT) zelfs hoopt dat de DGEC blijk zal geven van « begrip » als per ongeluk één van zijn copains zich zou laten strikken : « hij hoopt dat de DGEC rekening zal houden met het feit dat de termijn van 30 dagen een minimum is en dat in de gevallen waar niet hoeft gevreesd te worden dat de zorgverstrekker rap zal verdwijnen***, de tijdspanne verlengd kan worden. Dit zal het effect van toeval wegwerken ingeval van enkele moeilijke weken »

Alles wordt in de schaduw bedisselt, in een samenzweerderige sfeer, er wordt zelfs geknoeid met officiële documenten : aldus zijn de data van de documenten komende van de NCTZ allemaal doorgehaald en met de hand verbeterd (met één jaar verschil !).

Michel DEVRIESE had nooit kunnen denken dat al deze documenten openbaar gemaakt zouden worden : zie ons News van 19 juli 2013 met de titel Zaak van de P punten : de volledigheid van het administratief dossier

Het is zeer onwaarschijnlijk dat de Raad van State het systeem van P-waarden zal valideren…
________________
* De P waarde is niet rechtstreeks omzetbaar in euro’s, vermits ze afhangt van het type verstrekking : echter, men kan onmogelijk de verstrekkingen bepalen die voor de overschrijding van het plafond gezorgd hebben, want het werk van de tandarts behelst geen fungibele massa met betrekking tot de P-waarden : tien op tien voor de redenering !
** De grootste discriminatie is natuurlijk die tussen de « luxe » tandartsen en de « sociale » tandartsen, vermits de niet terugbetaalde verstrekkingen niet opgenomen worden in de maximale dagelijks tijdspanne uitgedrukt in P-waarden !
*** Begrijp : een brave Belg…

Download : Memorie van repliek.pdf

No Comments »

De Raad van State berispt alweer de Kamer van Beroep van het RIZIV

11/08/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

De trouwe lezers van onze News zullen zich herinneren dat wij, als eerste, het optreden van Philippe LAURENT, voorzitter van de Kamer van beroep van het RIZIV, gehekeld hebben.

Hij hield er een eenvoudige techniek op na : hij nam gedurende ettelijke maanden de zaak in beraad – vermoedelijk in de hoop dat de gedaagde ze volledig vergat -, en sprak dan een beslissing uit… die niets anders was dan een gewone copie/paste van de besluiten van de DGEC, inbegrepen de dactylofouten.

In zijn arrest n° 224.074 van 26 juni 2013 heeft de Raad van State zijn handelswijze in bijzonder strenge bewoordingen gestigmatiseerd, vermoedelijk in de meest vernietigende bewoordingen ooit:

Zoals aangegeven door de eiser [de door Philippe LAURENT veroordeelde geneesheer], blijkt uit het onderzoek van het administratief dossier, en in het bijzonder uit de vergelijking van de aangevochten beslissing van 1 maart 2012 van de kamer van beroep met de besluiten van 24 januari 2008 dat het RIZIV neergelegd heeft bij deze kamer, dat de aangevochten beslissing nagenoeg de volledigheid van de thesis van het RIZIV herneemt.

De kamer van beroep maakt geen melding van de nakomend neergelegde besluiten door de eiser.

Daarenboven, het feit dat de kamer van beroep geweigerd heeft om een prejudiciële vraag te stellen aan het grondwettelijk Hof met als opgegeven reden, ondermeer, dat er een verwijzing in voorkomt naar een niet toepasbare beschikking, hoewel de verwijzing naar deze beschikking speciaal gecorrigeerd was in de besluiten van de eiser, wijst erop dat de kamer van beroep geen rekening gehouden heeft met zijn argumenten.

Aldus blijkt dat de kamer van beroep verzaakt heeft in het tot uitvoering brengen van haar bekwaamheden. Hierdoor is het eerste middel gegrond.

Download : Arrest.pdf

No Comments »

Voorheffing op de erelonen van niet-gedomicilieerde beoefenaars van een vrij beroep : het vervolg van de discussie…

10/08/2013 by admin

In wat voor een land leven wij toch !

De wet van 13 december 2012 breidt de belastingaangifte van niet inwoners (BNI) uit door een nieuwe residuele categorie van belastbare inkomsten toe te voegen. De toelichting van de motieven van deze wet preciseert dat de aanpassing er gekomen is om gemakkelijker royalty’s te belasten in het land waar de activiteit plaatsvindt, met name in België, en niet in het land van woonst van de begunstigde.

Om in aanmerking te mogen komen voor BNI moeten de nieuwe inkomsten beantwoorden aan de volgende drie criteria :

– deze inkomsten moeten in België belastbaar zijn krachtens één van de drie belastingen aan welke de inwoners onderhevig zijn (PB, VPB, RPB) ;

– de inkomsten moeten ten laste zijn – rechtstreeks of onrechtstreeks – van een inwoner van het Koninkrijk (natuurlijk persoon, Belgische vennootschap of vereniging (VZW,…) met zetel in België, of van een Belgische vestiging die schuldenaar is (van inkomsten) ;

– het vermogen om belasting te heffen moet België ten beurt vallen uit hoofde van een dubbelbelastingverdrag, ofwel… [zonder belang].

Over welke inkomens handelt het concreet ?

Momenteel lijken de inkomsten die toebehoren aan deze categorie relatief beperkt. De uiteenzetting van de motieven citeert de royalty’s, de inkomsten betaald aan niet-inwoners voor de levering van technische bijstand, directeursdiensten, consultancy diensten, enz.

De uiteenzetting van de motieven beaamt dat de lijst van de nieuwe belastbare inkomsten elk jaar vermeld zal worden in het advies aan de werkgevers en andere schuldenaars (sic).

In principe zal deze inhouding van bedrijfsvoorheffing niet van toepassing zijn op de beroepsinkomsten die reeds onderhevig waren aan BNI krachtens het oude artikel 228 van de WIB 1992, waaronder de erelonen van tandartsen vallen.

De inhouding van bedrijfsvoorheffing is dus in principe niet verschuldigd.

Anderzijds, zelfs al was de inhouding van bedrijfsvoorheffing verschuldigd, dan nog zou dit ook van toepassing zijn op vennootschappen met zetel in het buitenland.

Tenslotte, de bedrijfsvoorheffing op dit type van inkomsten is van vrijstellende aard, maar de wet laat het de begunstigde toe om te kiezen voor de methode van inkomstenglobalisatie als deze voordeliger is voor de begunstigde van de inkomsten.

U ziet hoe bijzonder vaag deze wet is voor wat haar toepassing betreft en ze zal dus waarschijnlijk op korte termijn nog herzien worden.

No Comments »

DGEC « studie » betreffende de pano’s…

05/08/2013 by Dr R. BOURGUIGNON en LTH D. HATZKEVICH

En zo heeft het dus bijna drie jaar geduurd alvorens de DGEC met het rapport (gedateerd van 31 mei 2013) van zijn « studie » over de panoramische clichés op de proppen gekomen is en dat hij in juli 2010 opgestart had (zie onze toenmalige News en het weinig goeds dat wij er dan al van dachten…).

Het schijnbare doel van deze « studie » was te zien voor welke indicaties een panoramisch cliché genomen werd ; we weten thans dat de ware reden eruit bestond om te verklaren waarom « de uitgaven van de ZIV voor deze verstrekking de laatste tien jaar enorm gestegen zijn. »

Op pagina 4 van zijn rapport toont de DGEC zich verrast : « In de periode 2002 tot 2008 is het aantal OPG toegenomen met 255.313 verstrekkingen. Dit is een toename van 42,18%. »

Zevenenvijftig pagina’s verder valt de buitengewoon naïeve conclusie van de DGEC : « We vonden geen verklaring voor de jarenlange stijging van het aantal OPG. »

De DGEC toont ons eens te meer dat het hem aan realiteitszin ontbreekt : deze toename heeft niets te maken met zogezegde misbruiken, maar is gewoon het gevolg van een opmerkelijke technische vooruitgang.

Inderdaad, voor 2000 waren de analoge toestellen zeer duur (men moest meer dan 800.000 oude Belgische franken neertellen) : er was veel tijd of de hulp van een assistente nodig om de beelden te ontwikkelen ; vervolgens moest men een sticker aanbrengen met daarop de gegevens van de patiënt, perforeren, en vervolgens het cliché klasseren.

De « processing time » lag bij meer dan tien minuten, verversen van de baden, of het onderhoud van het ontwikkeltoestel niet meegerekend…

De periode 2000 – 2005 heeft een massale conversie gekend van analoge toestellen met behulp van fosforplaten of digitale sensors.

Een digitalisatiekit kostte toen meer dan 800.000 Belgische franken (20.000 euro) : anders gezegd, de totale investering bedroeg meer dan 1.600.000 Belgische franken (40.000 euro) van toen.

Sinds 2005 overspoelen de « full-digital » toestellen de markt : ze zijn gebruiksvriendelijk en rap ; de instapversie kostte toen om en bij de 25.000 euro (en enkel 18.000 euro in 2010) !

Men positioneert de patiënt, men activeert het programma en men trekt de foto, die binnen de 20 seconden automatisch op het scherm verschijnt ; dat is alles !

De totale duur van een digitale opname bedraagt minder dan 2 minuten, het cliché wordt automatisch geklasseerd in het numeriek dossier van de patiënt, en er is geen enkel onderhoud nodig.

Is het dan verwonderlijk dat het aantal pano’s toegenomen is tussen 2002 en 2008 ?

Wat betreft de methodologie van de studie, ze pint de tandartsen kunstmatig vast aan een aantal keuzes van opgelegde antwoorden en vergelijkt ze dan met de aanbevelingen van een Amerikaanse vademecum !

Men verward er doodleuk de indicatie (de reden) van het onderzoek met de diagnose die haar mogelijk maakt (het resultaat), men vermengd er geneeskundige overwegingen (een pano voor een niet terugbetaald tandimplantaat door het RIZIV, wordt hij terugbetaald ?) met juridische overwegingen (heeft men het recht om deze pano te attesteren ?) en tenslotte gebruikt men een vage terminologie (wat moet begrepen worden onder « verborgen aandoeningen van de mond » ?).

Aldus kan de indicatie « caries » (en niet « cariësopsporing ») zich op tweeërlei manieren begrepen woren :

– mijn patiënt vertoont cariës en ik tracht ze te evalueren ;

– ik zoek naar cariës die moeilijk met de sonde te detecteren zijn ;

Evenwel, de vragenlijst spreekt wel degelijk over de indictatie « caries » en niet over « cariës opsporing », wat de resultaten totaal vervalst en hun discussie  des te meer !

De meest courante indicatie van de pano is zelfs niet opgenomen in de vragenlijst, zo moeilijk is ze toe te geven aan een controleorganisme (ze komt trouwens niet voor in de lijst van mogelijke antwoorden) : het is naar onze mening de legitieme wens om uit hoofde van de tandarts over een soort half-geneeskundige, half administratieve cartografie van de mond en van de tanden van elke patiënt te beschikken : dit legt de zaken vast (en laat toe om de zorgen te objectiveren in geval van controle…).

De discussie haalt onophoudelijk indicaties aan die « niet conform » zijn (aan wat ?) : deze terminologie is niet van toepassing,  we bevinden ons niet in een situatie van « realiteit-conformiteit », maar wel in een context van « onnodig of onnodig duur »

Zelfs SMD is verontwaardigd : « Wij hebben het moeilijk om de conclusie van de DGEC te aanvaarden waaruit naar voren komt dat 56,20% van de pano’s zonder werkelijke indicatie zouden genomen zijn. Dit lijkt enorm. »

Hoe dan ook, de periodiciteit van de pano’s zal waarschijnlijk overgaan van één naar twee kalenderjaren.

Download : Studie DGEC.pdf

No Comments »

Sinds 1 maart 2013 verplichte voorheffing op erelonen van niet-gedomicileerde beoefenaars van een vrij beroep

26/07/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

De verschillende dubbelbelastingovereenkomsten die België heeft met het merendeel van de landen – maar niet alle – bevatten een beschikking in de zin van :

Artikel 14 vrije beroepen

§1. Inkomsten verkregen door een verblijfhouder van een overeenkomstsluitende Staat uit de uitoefening van een vrij beroep of andere zelfstandige werkzaamheden van soortgelijke aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die verblijfhouder voor het verrichten van zijn werkzaamheden in de andere Staat een geregeld tot zijn beschikking staande vaste basis heeft. Indien hij een dergelijke vaste basis heeft, zijn de inkomsten in de andere Staat belastbaar, maar slechts voor zover die kunnen worden toegerekend aan de werkzaamheden welke door middel van die vaste basis worden uitgeoefend.

§2. De uitdrukking ,vrij beroep’ omvat met name […] de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.

Concreet betekent dit dat een geneesheer of tandarts die gedomicilieerd is in Portugal of het Groothertogdom Luxemburg – landen waarmee België een dubbelbelastingovereenkomst ondertekend heeft -, maar die een deel van zijn zakencijfer op « gewoonlijke » wijze in België realiseert en beschikt over een « vaste basis » (een geneeskundige of tandheelkundige praktijk en een RIZIV nummer) in België belast wordt op zijn inkomsten van Belgische oorsprong.

Dat is niet nieuw en het is logisch : het is de toepassing van art. 227* en 228 van de WIB 92.

Maar er is nog veel recenter dan dat !

Het nieuwe artikel 87, 5°, f) KBWIB/92** tot uitvoering van de wet van 13 december 2012 met daarin fiscale en financiële richtlijnen, legt aan de hierboven vermelde inkomsten bedrijfsvoorheffing op aan de bron, en dat met ingang van 1 maart 2013.

Bijlage III van het KBWIB/92 legt de inhouding vast op 33%, maar na aftrek van een forfait voor kosten ten belope van 50%.

Het bedrag van de in te houden bedrijfsvoorheffing komt dus overeen met 16,5% van het inkomen dat aan de de niet-inwoner wordt toegekend.

Concreet betekent dit dat de instelling*** die titularissen van vrije beroepen tewerkstelt in België zijn sociaal secretariaat zal opdragen om voorheffing in te houden op hun erelonen – ook al zijn ze niet periodiek en zelfs als ze het onderwerp uitmaken van facturen -, en om jaarlijks een fiche 281.30 (en niet meer 281.50) op te stellen, bij gebreke van wat het volledige bedrag van de misgelopen voorheffing, vermeerderd met een administratieve geldboete (en nalatigheidsinteresten), bij haar gevorderd zal kunnen worden door de fiscus.

Voor zijn deel zal de werker bij iedere afsluiting een afrekening ontvangen, met daarop het bedrag dat aan hem dient betaald te worden en het bedrag van de ingehouden voorheffing.

De ontdoken bedrijfsvoorheffing sinds 1 maart 2013 kan – en moet zelfs volgens ons – geregulariseerd worden, middels recuperatie op de nog verschuldigde erelonen en onmiddellijk betaald worden aan de Staat.

De betroffen beoefenaars van een vrij beroep moeten natuurlijk hun belastingen in België betalen – en niet in hun land van woonst, behalve voor wat betreft de inkomsten met oorsprong in dat land!

Blijft de netelige vraag betreffende de onderhevigheid aan RSVZ… dwingend uitvloeisel van inkomsten van een zelfstandige.
__________________
* Artikel 227, wIb 92 (aj. 2012)
Aan de belasting van niet-inwoners zijn onderworpen :
1° niet-rijksinwoners, met inbegrip van de in artikel 4 vermelde personen ;
2° buitenlandse vennootschappen, zomede verenigingen, instellingen of lichamen zonder rechtspersoonlijkheid die zijn opgericht in een rechtsvorm die vergelijkbaar is met de rechtsvorm van een vennootschap naar Belgisch recht en die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben ;
3° vreemde Staten, staatkundige onderdelen en plaatselijke gemeenschappen daarvan, alsmede alle rechtspersonen die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur of beheer niet in België hebben en geen onderneming exploiteren of zich niet met verrichtingen van winstgevende aard bezighouden of zich zonder winstoogmerk uitsluitend met in artikel 182 , vermelde verrichtingen bezighouden.
** Koninklijk besluit tot wijziging van het KB/WIB 92, op het stuk van de bedrijfsvoorheffing (1)ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 :
– artikel 245, tweede lid, gewijzigd bij de Programmawet (I) van 24 december 2002;
– artikel 271, gewijzigd bij de wet van 6 juli 1994, bij het koninklijk besluit van 20 december 1996, bij de programmawet (I) van 24 december 2002 en bij de wet van 22 december 2008;
– artikel 275, §§ 1 en 2;
– artikel 469, gewijzigd bij de wet van 15 maart 1999 en bij de programmawet (I) van 24 december 2002;
Gelet op het KB/WIB 92 :
– artikel 80, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 4 december 2003;
– artikel 87, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 27 augustus 1993, 22 oktober 1993, 10 januari 1997, 20 mei 1997, 5 december 1997, 24 juni 1999, 15 december 2003, 23 januari 2004 en 14 april 2009;
– artikel 88;
– artikel 93, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 juni 2007 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 december 2007;
– bijlage III, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 december 2012;
Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1;
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende :
– dat de wet van 13 december 2012 een nieuwe categorie van belastbare beroepsinkomsten heeft ingevoerd;
– dat diezelfde wet tevens de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing heeft aangeduid;
– dat ter zake van de nieuwe beroepsinkomsten het toepasselijke tarief van de bedrijfsvoorheffing moet worden vastgesteld;
– dat dit besluit van toepassing moet zijn op de vanaf 1 maart 2013 betaalde of toegekende inkomsten;
– dat het ten spoedigste ter kennis moet worden gebracht van de schuldenaars van de bedrijfsvoorheffing;
– dat dit besluit dus dringend moet worden getroffen;
Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. Artikel 87, 5°, van het KB/WIB 92, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 augustus 1993, wordt aangevuld als volgt :
« f) inkomsten vermeld in artikel 228, § 3, van hetzelfde Wetboek; ».
Art. 2. In bijlage III van het KB/WIB 92, vervangen bij koninklijk besluit van 11 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
a) in het opschrift van hoofdstuk V, afdeling 5, van de toepassingsregels van de bijlage III van het KB/WIB 92, worden de woorden « a tot c en e » vervangen door de woorden « a tot c, e en f;
b) in de tekst van nummer 5.24 van dezelfde toepassingsregels worden de woorden « a tot c en e » vervangen door de woorden « a tot c, e en f »;
c) hetzelfde nummer 5.24 wordt aangevuld met de bepaling onder e, luidende :
« e) 33 pct. (16,5 pct. na aftrek van een forfaitair bedrag voor kosten dat gelijk is aan 50 pct.) van het brutobedrag voor de inkomsten bedoeld in artikel 87, 5°, f. Het bedrag van die voorheffing wordt evenwel beperkt tot het maximumbedrag aan bronheffing waarin het van toepassing zijnde dubbelbelastingverdrag voorziet. » .
Art. 3. Dit besluit is van toepassing op de vanaf 1 maart 2013 betaalde of toegekende inkomsten.
Art. 4. De minister die bevoegd is voor Financiën, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 4 maart 2013.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
S. VANACKERE

*** Merkwaardig genoeg zou deze verplichting om bedrijfsvoorheffing in te houden zich ook op het RIZIV betrekken en vooral op de VI – in hun hoedanigheid van debiteur van de inkomsten – als de niet-inwonende zorgverstrekker zijn inkomsten in eigen naam ontvangt (GVVH mod. A en E) : maar zijn ze wel op de hoogte ? En de patiënten zelf ?

No Comments »

De zaak van de P-waarden : het volledig administratief dossier

19/07/2013 by admin

Onderaan kan men het volledig administratief dossier van de Belgische Staat terugvinden, met een inventaris die zich als volgt uitwijst :

1. Voorstel van de Technisch tandheelkundige raad van 19 april 2012

2. Proces-verbaal van de vergadering van de commissie tandheelkundigen-ziekenfondsen van 24 april 2012

3. Advies van de Commissie van budgettaire controle van 6 juni 2012

4. Proces-verbaal van de vergadering van het Verzekeringscomité van 11 juni 2012

5. Evaluatieonderzoek van incidentie van 9 juli 2012

6. Advies van de Inspecteur financiën van 23 juli 2012

7. Brief van 26 juli 2012 aan de Minister van Budget

8. Akkoord van de minister van budget van 3 september 2012

NOTA : de verschillende stukken werden geconcateneerd

Download : Administratief dossier.pdf

No Comments »

Het RIZIV en de veertig fraudeurs…

19/07/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

In het kader van het beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State tegen het koninklijk besluit van 17 januari 2013 hebben we ons het administratief dossier van deze zaak verschaft, dwz, de interne documenten van het RIZIV en de Belgische Staat.

Deze documenten brengen de buitengewone lichtzinnigheid aan het licht waarmee de tandartsen die verondersteld worden bij het RIZIV hun collega’s te vertegenwoordigen hun beslissingen nemen (de indexering dient hier als wortel…).

Men verneemt er ook dat de DGEC zich totaal onmachtig aanziet om de grote fraude in de tandheelkunde aan te pakken : dit zou nog te begrijpen zijn als het zich om een algemeen fenomeen zou handelen, echter, het betreft hier niet meer dan… een veertigtal goed gekende individuen !

Dus, zoals in 2007 en 2009, hebben DEVRIESE (SMD), HANSON en andere MESTRUM (VVT) een nieuw « systeem » uitgedokterd : het gaat niet meer om het bepalen van quota’s van kansarmen die in aanmerking komen voor derdebetalers, maar om het fameus mechanisme van P-waarden (zie onze vorige News).

Terwijl Laurette ONKELINX in haar « Verslag aan de Koning » verzekert dat de aanvaarding van het « systeem » op « consensuele » wijze gebeurd is, ziet de werkelijkheid er beduidend anders uit : op vier representatieve tandartsenorganisaties hebben er twee tegen gestemd (VBT en CSD) !

En men moet lezen wat de vice-voorzitter van het Verzekeringscomité van het RIZIV ervan vindt :

Vicevoorzitter MOENS is van oordeel dat het om een onbegrijpelijke beslissing gaat uit hoofde van de tandartsen. Hij weet dat ze verdeeld zijn over dit onderwerp. Men lijkt hier te willen aangeven dat er een consensus bestaat, maar volgens hem zijn er duidelijk twee strekkingen.

Hij is van mening dat het ondenkbaar is dat een groep zelfstandige tandartsen… zich het aantal verstrekkingen zal laten beknotten.

Het is onaanvaardbaar en onbegrijpelijk. Men stelt vast dat in werkelijkheid de Dienst voor Geneeskundige controle en evaluatie (DGEC) niet bij machte is om een beperkte groep van pakweg een honderdtal tandartsen te vatten, waaronder veertig hevig van het derdebetalersstelsel misbruik maken en frauduleuze praktijken hanteren.

De zelfstandige werker is er de dupe van dat de DGEC blijkbaar niet bij machte is om 40 welbekende fraudeurs te vatten.

Hij vindt dat het om een schandelijk dossier handelt.

Weldra zal men zeggen dat een zelfstandig werker niet meer dan 8 uur per dag mag werken. Hij vraagt zich af waar wij op af stevenen…

Deze argumentering vindt men terug in stuk 4 van het administratief dossier, een document met de titel : « Uitreksel van de notulen* van het Verzekeringscomité – Vergadering van 18 juli 2011**.

CONCLUSIE :

De Dienst voor geneeskundige controle van het RIZIV – wij herinneren eraan dat hij geleid wordt door dokters Bernard HEPP en Charles VRANCKX – is danig onbekwaam dat 40 grote en gekende fraudeurs straffeloos te keer gaan, met als gevolg dat waanzinnige « systemen » van P-waarden worden opgezet, in omstandigheden die wij liever niet nader zullen benoemen.

In zijn poging om te strijden tegen 40 geïdentificeerde fraudeurs, probeert de Belgische staat de verstrekkingen te beperken – en dus de inkomens – van meer dan achtduizend tandartsen en iedereen (RIZIV, ziekenfondsen en natuurlijk tandartsen) met een hallucinante opdracht van P-waarden op te zadelen : het is kafkaësk !

Men zal wel zien wat de Raad van State daarvan vindt…
__________________
* Lees waarschijnlijk : « Proces-verbaal van de vergadering… »
** Merkwaardig genoeg werd deze datum geschrapt en vervangen door een handgeschreven vermelding : « 11 juni 2012 » !

No Comments »

Onnodige oogoperaties kosten overheid miljoenen

10/07/2013 by admin

(Belga) Oogartsen kiezen steeds meer voor dure operaties om een al bij al eenvoudig kwaaltje de wereld uit te helpen. Dat levert artsen en patiënten meer op. Die evolutie gaat gepaard met een grote kostenstijging (84 procent) voor de overheid, tot 55 miljoen euro. Dat schrijft De Tijd.

Het leesbrilletje verliest snel aan belang in België. Terwijl het kleinood lang de oplossing bij uitstek was voor verziendheid, kiezen oogartsen meer en meer voor een operatie zodat patiënten opnieuw helder kunnen zien. Patiënten hebben daarbij verschillende opties. Ten eerste kan je presbyopie de wereld uithelpen via een operatie aan het hoornvlies. Maar het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsuitkering (RIZIV) ziet die operatie als een esthetische ingreep voor wie liever geen bril wil dragen. Het instituut betaalt die operatie niet terug. Er bestaat een tweede optie, in de vorm van een operatie die eigenlijk voor patiënten met cataract (staar) is bedoeld. Bij die ingreep wordt de ooglens vervangen door een kunstlens, iets wat ook voor presbyopie een oplossing is. Hoewel de ingreep dezelfde bedoeling heeft als de eerste wordt die operatie wel terugbetaald door het RIZIV. Voor de artsen zelf is zo’n operatie een goudmijn. De ingreep kost 440,97 euro. Dat is het zeventienvoudige van wat oogartsen verdienen met een consultatie om een bril voor te schrijven. Ook voor de patiënt is de constructie dus financieel aantrekkelijk omdat de operatie gewoon wordt terugbetaald. Het alternatief is een dure leesbril, die om de paar jaar vervangen moet worden. Zo’n bril wordt in de overgrote meerderheid van de gevallen niet terugbetaald door het RIZIV. Het mag volgens De Tijd niet verbazen dat het aantal ingrepen om een ooglens door een kunstlens te vervangen sterk is gestegen de voorbije jaren. Terwijl in 2003 nog 77.955 gevallen werden geregistreerd, waren dat er vorig jaar al 122.867. De voorbije tien jaar ondergingen 995.430 Belgen dit soort operatie. Dat vertaalt zich in stijgende kosten voor de staat. Het RIZIV betaalde in 2003 nog 29,6 miljoen euro terug voor dat soort ingrepen, vorig jaar was dat al 54,6 miljoen. Dat is omgerekend een stijging van meer dan 84 procent.

No Comments »

« Previous Entries Next Entries »