Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

Facebook : « een verschrikkelijke bespioneringsmachine »

18/05/2011 by Dr R. BOURGUIGNON

In een interview door Russia Today van april 2011 heeft Julian ASSANGE zich zeer hevig uitgesproken over Google, Yahoo ! en vooral Facebook die hij ervan beticht « de grootste bespioneringsmachine ooit uitgevonden » te zijn.

« Facebook is de meest complete database van de wereld  met betrekking tot mensen, hun relaties, hun namen, hun adressen, hun naasten en hun communicaties onderling ». En dat allemaal « ten bate van de Amerikaanse inlichtingendiensten », dixit de oprichter van Wikileaks. « Eenieder zou moeten inzien dat als men vrienden toevoegt op Facebook, men gratis werk verricht voor de inlichtingendiensten van de Verenigde Staten ».

Julian ASSANGE preciseert echter dat Facebook waarschijnlijk niet « geleid » wordt door de Amerikaanse inlichtingendiensten. « Maar ze (vooral Facebook, maar ook Google en Yahoo !) hebben platformen ontwikkeld die onmiddellijk kunnen dienen » aan de inlichtingendiensten, die « politieke en gerechtelijke druk kunnen uitoefenen » om deze inlichtingen te bekomen.

Beschikken over een Facebook profiel komt neer op het voeren van een virtueel en sociaal bestaan.

Het probleem is dat dit virtueel bestaan in bepaalde gevallen aanleiding kan geven tot zeer concrete problemen : enkele jaren geleden hadden we het reeds over sommige zelfstandigen die problemen ondervonden omdat ze te uitvoerig hun levensstandaard op hun Facebook profiel hadden ten toon gespreid, met foto’s en al ! De fiscus had ze gespot – het volstond om een fictieve « vriend » te creëren die hem toegang verschafte tot zogezegd vertrouwelijke informatie.

Xavier PAULIK legt het uit als volgt in een interview aan de Franse economische revue Capital : « Facebook geeft vooral de indruk dat u uw informatie controleert. Vanaf de eerste kliks,zijn er echter hoofdbrekens bij het aanmaken van een profiel en weinig gebruikers letten er echt op, want de standaardparameters zijn zeer open. Men schenkt er pas aandacht aan na het beleven van een slechte ervaring, maar dan is het al te laat. ».

Betreffende de « vrienden » op Facebook : « Laat ons niet naïef wezen : het woord vriend bij Facebook is als ik het zo mag zeggen een valse vriend. Dit begrip vertaalt vooral uw capaciteit om u te verzetten tegen de sociale druk of uw niveau van « digitale sociabiliteit ». U bouwt een geheel op van relaties en Facebook blijft u steeds aansporen om dit netwerk uit te breiden door verwarring te scheppen tussen « kennis » en « vriend ». »

Maar het ergste moet nog komen : « Door de functie Tag of de tool Place te gebruiken, kunnen deze fameuze « vrienden » u tegenwoordig aanduiden op eender welke foto waarop ze u herkennen en uw aanwezigheid op eender welke locatie melden. Er bestaat geen enkele mogelijkheid om de informatie die over u circuleert te authentificeren. In de algemene voorwaarden aanvaardt u zelfs dat uw naam en uw foto geafficheerd worden bij een van uw « vrienden », of geassocieerd worden met een merk of een product, indien Facebook ontdekt dat u gemeenschappelijke interesses hebt. »

Doe zelf de test : niets ontsnapt aan het trio Google, Yahoo ! en Facebook…

Het beste advies dat men kan geven op gebied van gebruikersfilosofie van deze platformen is ze niet te beschouwen als een middel om informatie te stockeren over zichzelf (wat men op een dag zou kunnen betreuren…), maar eerder als een middel om bijna « publicitaire » elementen te verspreiden.

Onder « publicitair », verstaan we elementen uit het professionele leven, waar alle privé of gevoelige informatie aan onttrokken is, die op een flatterende wijze  gepresenteerd worden en die een positieve impact op uw carrière hebben.

Aldus zal men zich behoeden voor het bekendmaken – in elk geval zonder « publicitaire » noodzaak – van gegevens zoals geboortedatum, privé adres en telefoon, politieke oriëntatie, seksuele geaardheid, hobby’s, enz (opgelet voor « identity theft ») ; evenzeer zal men absoluut niets bekendmaken over kinderen of zijn persoonlijke levensstandaard.

Bijzondere oplettendheid dringt zich op met foto’s ; een functie « Google Images » bestaat reeds en laat het toe om alle foto’s te voorschijn te halen die met uw naam geassocieerd worden…

Deze drie platformen – Google, Yahoo ! en Facebook – zijn vervolledigd door geduchte instrumenten ter identificatie en bewaking :

– het IP adres : al is het dynamiek, laat een IP adres het toe om een internaut te lokaliseren – afweer : « proxies » zoals NetShade ;

– de fameuze « cookies », die men in principe kan weigeren of verwijderen uit zijn computer (« browser ») en waarvan de bekendste de befaamde « Google Analytics » is : modules in Firefox, zoals Ghostery laten het toe om ze te blokkeren ;

– de « tracking cookies », wiens rol eruit bestaat om een andere site in te lichten – dwz, meerdere sites ineens – over uw gewoontes* : hun uitschakeling benodigt een gespecialiseerde software van het type MacScan ;

– de « zombie cookies » zijn stukjes softwareprogramma’s in « flash » die op het programma Adobe Reader geplaatst worden en die de eigenschap hebben om zich te regenereren telkens als ze geëlimineerd worden : enkel specifieke programma’s zoals Better Privacy slagen erin om ze uit te schakelen ;

– tenslotte zijn er de spionage programma’s (« spyware ») en andere Trojaanse paarden, die aan derden al uw vertrouwelijke informatie communiceren (kredietkaart, paswoorden, enz.) inbegrepen wat u intoetst op uw klavier !

Veel van deze instrumenten worden voorgesteld als een « hulpmiddel » dat aan de internaut wordt aangereikt : het is waar dat een eerlijke « cookie » – die men dus gemakkelijk kan vernietigen – het toelaat om niet altijd opnieuw een taalkeuze, of de invoer van een toegangscode te hoeven maken.

Maar al snel valt men in een vorm van spionage, en om zo meer verwerpelijk vermits het de internaut zelf is – natuurlijk onbewust – die de gegevens levert met betrekking tot zijn privéleven**.

Al deze gevaren betreffen echter alleen het gebruik van een computer door een enkele, zelfde persoon : in geval van gedeeld gebruik, kunnen de historiek, de paswoorden, de bladwijzers « bookmarks » enz. zeer gederailleerde informatie verschaffen aan de volgende gebruiker.

De best « beschermde » navigator lijkt Firefox te zijn, een gratis programma en voortdurend up to date gebracht ; talrijke bijkomstige modules (« add-ons ») kunnen gedownload worden.

Tevens zou men moeten spreken over de « smartphones », met als meest gekende de iphone van Apple… die niets minder dan kleine computers zijn waarmee men kan surfen… maar met daarbovenop de functie van « geolocalisatie »***.

Samenvatting van de adviezen :

a) Wees bijzonder voorzichtig met uw profiel op Facebook en plaats er enkel informatie van quasi « publicitair » aard ; dwz, net die waarvan de verspreiding wenselijk is om uw professionele activiteiten te bevorderen ;

b) vermijd het om te veel foto’s van uzelf of van uw naasten op het web te posten (Google vindt ze en associeert ze zeer snel met uw naam…) ;

c) Gebruik best de navigator Firefox, en voeg er Better Privacy aan toe, alsook andere modules die uw privéleven beschermen (Ghostery, enz.) ;

d) Schaf software aan om « spyware » en andere « tracking cookies » op te sporen »**** ;

e) Beperk Google tot zijn oorspronkelijke functie van zoekmotor en vermijd het ten alle koste om hem uw emails, statistiekenbeheer van u website, enz toe te vertrouwen : Google bezit reeds voldoende informatie over u dankzij de historiek van opzoekingen Google, bij ChromeBook en bij Google Analytics ;

f) Wis uw historiek met regelmatige tussenpozen en zeker als een derde uw computer (of smartphone) zal gebruiken ;
___________________
* Dit laat Facebook, Google en Yahoo ! toe om te weten dat u bijvoorbeeld een site hebt bezocht die zich wijdt aan luxehorloges en aldus, tijdens het surfen, « gerichte » reclame op u af te vuren voor Gucci horloges en niet voor Dyson stofzuigers bijvoorbeeld : het is duivels !
** Google heeft zelfs enkele jaren geleden een project bestudeerd – werkelijk ontstellend – om met behulp van zijn robots de inhoud van alle gestuurde mails te lezen via zijn programma gmail… om zo gerichte reclame naar de accountbeheerder te sturen !
*** Dit laat Apple toe om dankzij de geografische GPS coördinaten op eender welk ogenblik te weten waar een iPhone gebruiker zich bevindt …
**** Opgelet : bepaalde sites waarschuwen u over deze dreiging en stellen voor om gratis een anti-spyware programma te downloaden, maar in werkelijkheid « download » u… een spionageprogramma.

No Comments »

Tandheelkundige verkiezingen van juni 2011 : VBT zou wel eens 40% van de stemmen kunnen behalen !

11/05/2011 by Dr R. BOURGUIGNON

Thans is het officieel, VBT – oftewel, Vlaamse Beroepsvereniging Tandartsen – mag deelnemen aan de volgende tandheelkundige syndicale verkiezingen in juni 2011 : zie hieromtrent ons News van 10 december 2010 ; Tandheelkundige verkiezingen juni 2011 : met drie spelers of met vier ?

Na jaren vechten kan zijn voorzitter, Guido LYSENS, zich verheugen : ongeacht de uitkomst van de stembusgang wordt zijn vereniging verzekerd van een minimum aantal mandaten in de verschillende commissies en comités van het RIZIV.

Maar, onze peilingen wijzen uit dat VBT wel eens 35%, en zelfs tot 40% van de tandartsstemmen zou kunnen binnenrijven.

Het motief achter deze stemintenties is onthullend : naast VBT leden zullen veel tandartsen voor deze vereniging stemmen om het monopolie van VVT – alias Verbond der Vlaamse Tandartsen – te doorbreken, dat als « arrogant » ervaren wordt (net vanwege haar monopoliepositie).

En toch zal een meerderheid van dezelfde tandartsen lid blijven van VVT… tot op de dag dat VBT zichzelf bewezen heeft, niet enkel op vlak van beroepsverdediging, maar ook op gebied van alle andere « diensten » die men van een tandheelkundig syndicaat verwachten mag (wachtdienst, accreditering, verzekeringen, enz.).

Inderdaad, in tegenstelling tot wat in geneeskundige kringen gebeurt zijn de tandartsen wel heel talrijk gesyndiceerd, vooral dan in het noorden van het land.

De belangrijkste beweegreden voor een massieve stembusgang ten voordele van VBT zou er dus uit bestaan om de tandheelkundige vertegenwoordiging open te stellen voor een nieuwe speler en nieuwe gezichten, met de bedoeling een ideeëndebat tussen de syndicaten onderling op gang te brengen, en hen aan te zetten om uit te blinken door hen bloot te stellen aan concurrentie : het is dus niet louter een proteststem tegen VVT…

Als men dit in RIZIV mandaten tracht te vertalen, dan zou een stembusgang van 40% van Nederlandstalige tandartsen ten gunste van VBT het volgende resultaat opleveren :

a) Nationale commissie tandheelkundigen-ziekenfondsen :

Het is waarschijnlijk in de « dento » dat het succes van VBT zich het meest zal laten voelen…

VVT bekleedt momenteel zes van de tien zetels : zij beschikt dus over de absolute meerderheid op nationaal niveau !

Na de verkiezingen van juni 2011, zal ze terugvallen van zes zetels naar vier : ook zal VVT haar monopoliepositie verliezen op Nederlandstalig niveau en de absolute meerderheid op tandheelkundig niveau.

Anders gezegd, een consensus tussen VBT en de Franstalige syndicaten zou VVT wel eens kunnen dwarsbomen op bepaalde punten, waaronder derdebetaler !

b) Technische tandheelkundige raad :

Idem als a)

c) Comité van de DGEC :

Gezien de Nederlandstalige syndicaten er een enkele zetel bekleden – momenteel noodgedwongen toegewezen aan VVT -, zal de situatie er onveranderd blijven.

d) Profielencomissie :

VVT beschikt momenteel over twee zetels van de vier : ze zou er één kunnen verliezen aan VBT.

Elke organisatie (VBT, VVT, CSD en SMD) zou dus een eigen zetel hebben…

e) Nederlandstalige kamers van eerste aanleg en beroep :

Momenteel komen de twee tandartsen-bijzitters uit de rangen van VVT, wat in schril contrast staat met de Franstalige rechtscolleges waar één bijzitter CSD en de andere SMD vertegenwoordigt.

Waarschijnlijk zullen we na de verkiezingen overgaan tot één bijzitter VVT en één VBT wat werkelijk een vooruitgang zou betekenen : wat is het nut van twee bijzitters als beiden uit dezelfde stal komen ?

Conclusie :

Eens VBT op RIZIV sporen staat – en in zekere zin is dit reeds het geval -, zal het moeilijk zijn om zich ervan te ontdoen… te meer dat hij een deel van de officiële dotatie zal ontvangen van RIZIV*.

Socialer, humanistischer, respectvoller voor de mensen, met VBT zal een frisse wind komen waaien in de wereld van tandheelkundige vertegenwoordiging !

Echter, het succes van VBT dient eerder begrepen te worden in termen van verlangen naar pluralisme en opening dan een echte sanctie tegen VVT, wiens « dienstverlening » als goed ervaren wordt.

De simulaties van toegekende mandaten bij het RIZIV wijzen uit dat het op niveau van de dento en de rechtscolleges zal zijn dat het succes van VBT zich het meest zal laten voelen.

Download :

Tabel 2003 van de mandaten.pdf
—————-
Tabel 2007 van de mandaten.pdf
_______________
* In 2008 heeft RIZIV een dotatie van 186.667 euro uitgekeerd aan VVT (op een totale envelop van 362.716 euro die bestemd zijn voor representatieve beroepsverenigingen van tandartsen), zo blijkt uit het antwoord van L. ONKELINX aan senator Louis IDE (geneesheer) – Geschreven vraag nr. 4-2374. VVT ontvangt dergelijke « hulp » – bestemd om het werk op de commissies te verlonen – sinds 2007. In geval van succes van VBT, zal een deel hiervan naar deze laatste gaan…

3 Comments »

Controle a posteriori van kanaalvullingen : de LCM vergist zich van nomenclatuurcodes…

03/05/2011 by Lth. D. HATZKEVICH

Men weet dat de VI zich momenteel te goed doen aan controles a posteriori op het eerbiedigen van de beschikkingen van de Nomenclatuur inzake kanaalvullingen : deze controle « georganiseerd in het intermutualistisch kader » is een première en heeft betrekking op zo’n 300 tandartsen…

Artikel 6 § 4 van de Nomenclatuur beschikt inderdaad als volgt :

« K.B. 11.12.2000 » (in werking 1.3.2001)
« § 4. De verzekeringstegemoetkoming voor de behandeling en vulling van één of meerdere wortelkanalen van eenzelfde tand, ongeacht het aantal tijdens de behandeling gevulde kanalen, is slechts verschuldigd indien een radiografie, welke door de practicus in het dossier van de patiënt wordt bewaard en door de adviserend geneesheer ter inzage kan worden opgevraagd, aantoont dat voor een definitieve tand, elk zichtbaar kanaal ten minste tot 2 mm van de apex is gevuld en dat voor een melktand, elk zichtbaar kanaal over ten minste een derde van de lengte is gevuld. »

« K.B. 11.12.2000 » (in werking 1.3.2001) + « K.B. 22.11.2006 » (in werking 1.1.2007)
« Het honorarium voor deze behandeling en vulling omvat alle peroperatief gebruikte diagnostische hulpmiddelen met het oog op het bepalen van de wortelkanaallengte en de controleradiografie. »

Tot in 2001 diende de tandarts de intrabuccale radiografie aan het GVVH te hechten, zodat de raadgevend-geneesheer van het ziekenfonds haar kon nazien en aldus de verstrekking valideren (dit was de controle a priori) ; sinds 2001, dient de tandarts dit document ter beschikking te houden van de raadgevend-geneesheer, die het kan opvragen binnen de reglementaire termijn,  twee jaar dus : men spreekt hier over controle a posteriori.

Deze controle a posteriori is natuurlijk veel minder lastig dan de systematische controle à priori : hij kan op discretionaire manier gebeuren door de VI, die dus hun selectie van patiënten* niet hoeven te verantwoorden, noch van de verstrekkers bij wie ze de controle uitvoeren.

Inmiddels stuurt de LCM via Dr E. LAURENT brieven met de vraag om radiografieën… betreffende behandelingen die geen kanaalvullingen bevatten, zoals verstrekking 304452  :

304452 304463 ** Volledige opbouw van de kroon van een blijvende tand (minimum 4 vlakken) bij een rechthebbende, vanaf de 18e verjaardag L 60

LCM erkent zijn fout – die te wijten zou zijn aan een bug  – en vraagt de betroffen tandartsen niet te reageren op zijn schrijven van 28 april 2001 : ze zullen een nieuwe brief ontvangen…

Wij raden aan om te antwoorden op de (legitieme) vraag van de VI, geformuleerd via gewone post: niet antwoorden kan aanleiding geven tot een RIZIV onderzoek**.
______________
* het aantal betroffen patiënten lijkt te variëren tussen twee en zeven per tandarts en per VI
** en natuurlijk tot de weigering a posteriori van terugbetaling van de betwiste verstrekkingen…

No Comments »

Percentage “herhaalde aanrekening” : de DGEC overtroeft onze aprilvis van 2010 (de fameuze “operatie Piranha”) !

02/05/2011 by Dr R. BOURGUIGNON

Het is geweten dat de werkelijkheid niet zelden de verbeelding overtreft…

Ten titel van aprilvis 2010 hadden we aangekondigd dat de DGEC beslist had om proces-verbaal van vaststelling op te stellen… zelfs bij gebrek aan enige vorm van materieel bewijs.

Dat is precies wat zich een jaar later heeft voorgedaan : in zijn aangetekend schrijven van 28 maart 2011 dreigt de DGEC 998 tandartsen met te veel « herhaalde aanrekening » te vervolgen, niet via een procedure voor niet gerealiseerde of niet conforme verstrekkingen – wat natuurlijk een vrij lang onderzoek bij hun patiënten zou betekenen -, maar langs de weg van onnodig dure verstrekkingen (art. 73 §§ 1 tot 4 van de GVU wet).

In dit laatste geval moet de DGEC geen enkele onderzoeksopdracht uitvoeren en kan hij zich genoegen met een eenvoudig percentage van « herhaalde aanrekening » dat een drempelwaarde overschrijdt en dat bepaald wordt door experts en de literatuur.

De GVU wet laat deze praktijk inderdaad toe (art 73 § 4) :

§ 4. Bij gebrek aan de in § 2 bedoelde indicatoren van manifeste afwijking wordt de praktijk vergeleken volgens de procedure bepaald in [artikel 146bis, § 2], met de praktijk van normaal voorzichtige en toegewijde zorgverleners in gelijkaardige omstandigheden. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met wetenschappelijke informatie aanvaard door wetenschappelijke verenigingen en/of instellingen die een algemene bekendheid genieten.

We herinneren in deze context aan ons News van 29 december 2010 : Geëvokeerde potentialen : Dr HEPP richt een schrijven aan sommige neurologen…

De practicus die het onderwerp uitmaakt van een PV van Vaststelling voor « overconsumptie » moet zich dus eerst verantwoorden voor het Comité van de DGEC (controleorgaan van de DGEC en ooit eerstegraads jurisdictie), daarna eventueel voor de Kamer van eerste aanleg, het is werkelijk een judicieel labyrint.

Zoals dit het geval was voor de pano’s van tandartsen tijdens de zomer van 2010 en de geëvokeerde potentialen van de neurologen op het einde van hetzelfde jaar, is het duidelijk dat de brief van de DGEC eerst en vooral een afschrikkende rol vervult en ertoe dient om bepaalde geestdriftigen af te remmen…

Welke geestdrift ?

Officieel de malpraxis* – hier aangestipt met de zin van vullingen en opbouwen waarvan binnen het jaar 10% of meer dient herhaald te worden de kwaliteit kan in vraag gesteld worden (pagina 2 van de brief van de DGEC) – maar in werkelijkheid gaat het om min of meer fictieve verstrekkingen, want sommige tandartsen geloven dat een inspecteur van de DGEC er niet in zal slagen om een amalgaamvulling te dateren, en nog minder een vulling vervaardigd met behulp van composiet…

De DGEC zou zich dus, na verwittiging,  tevreden stellen met het sanctioneren van gevallen van fraude via de procedure die bestemd is om gevallen van « overconsumptie » te bedwingen : het is werkelijk operatie Piranha uit 2010 !

Vreemd genoeg hebben de tandheelkundige syndicaten uit het noorden en het zuiden van het land niet opgemerkt – of niet willen opmerken – dat de wet hier door de DGEC omzeild wordt : artikel 73 § 4 en zijn tegenhanger op het vlak van de procedure, met name artikel 146bis § 2**, betrekken zich niet op de handelingen die niet gerealiseerd werden, maar net andersom, op werkelijk uitgevoerde handelingen maar in te grote aantallen, of op inadequaat uitgevoerde handelingen met betrekking tot de pathologie.

Voorbeelden van « overconsumptie » zijn moeilijk op te sporen in de tandheelkunde, maar zijn talrijk en vaak onbetwistbaar in de geneeskunde : of men nu denkt aan de dermatoloog die steeds opnieuw een oppervlakkige tumor verwijderd terwijl hij al te goed weet dat deze tumor bijna onmiddellijk zal terug verschijnen (wratten en genitale herpes hebben deze kwalijke eigenschap nooit te verdwijnen…).

Wat kan men doen in geval dat de DGEC een PV van Vaststelling opmaakt voor onnodig dure verstrekkingen in de huidige context ? Of meer algemeen, hoe kan men in het mate van het mogelijke « ellende » vermijden volgend op de ontvangst van de brief van 28 maart 2011 ?

In ons News van 6 april 2011 met de titel Brief van de DGEC aan een duizendtal tandartsen betreffende de binnen het jaar herhaalde « aanrekening » : absoluut onverstaanbaar ! hebben we het verschil uiteengezet tussen herhaalde aanrekening en herbehandeling.

We zouden er niet op terugkomen, ware het niet om te preciseren dat volgens ons het softwarematig opsporingsmechanisme van « herhaalde aanrekening » volgens NGV codes en tandnummers werkt : anders gezegd, het zou volstaan om een andere code te attesteren (het is in principe niet verboden om een éénvlaksvulling te attesteren terwijl men in werkelijkheid aan twee vlakken gewerkt heeft, enz.).

Echter, in dien mate dat de DGEC, via de hierboven beschreven procedure, de bewijslast omkeert, zal de tandarts zich moeten verantwoorden bij het Comité van de DGEC voor de overschrijding die hem verweten wordt : dit thema alleen al verdient een apart artikel !

Laat ons alvast opmerken dat de zorgverstrekker die afzonderlijke zorgen op de zelfde tand, maar via eenzelfde nomenclatuurcode in rekening gebracht, zal kunnen aantonen, reeds over een uitstekende basis van verweer beschikt… dit zal trouwens de opdracht van de DGEC aanzienlijk bemoeilijken.

De raad die men gemakkelijkheidshalve zou kunnen geven om « moeilijkheden » uit de weg te gaan zou eruit bestaan om onder de noodlottige waarde van 10% aan « herhaalde aanrekening » te blijven, maar naar onze mening is onder de 15% ook redelijk, gezien dat in andere dossiers de DGEC dit percentage aangehouden heeft en dat hij allicht – naar analogie met de wegenradars – een tolerantiedrempel ingebouwd heeft, om niet onnodig de rechtscolleges te belasten.

Dit « percentage van herhaalde aanrekening » dient goed begrepen te worden – het zou theoretisch aan allerlei zaken kunnen beantwoorden -, omdat het een zeer precies gegeven betreft waar de syndicaten niet bepaald over uitgeweid hebben : het gaat over het percentage handelingen die een keer of meer aangerekend  werden binnen de twaalf maanden volgend op de initiële handeling.

Men kan dus het percentage van herhaalde aanrekening van gerealiseerde handelingen berekenen over een periode van maar een of twee maanden tijd (veel minder dan een jaar), vermits het de initiële handeling is (of de herhaalde handeling maar die voorkomt als de initiële in de ogen van het computerprogramma van de DGEC) die telt***.

Aldus, het aantal herhalingen – bovenop de eerste – lijkt geen rol te spelen : een occluso-distale vulling aan tandnummer 16 gerealiseerd op 1 januari, vervolgens elk trimester herhaald gedurende een jaar zou in principe maar meetellen voor een enkele herhaalde handeling gedurende twaalf maanden volgend op de realisatie.

Men moet dus meer dan twaalf maanden laten verstrijken tussen de initiële handeling en zijn herhaling indien men wil vermijden in de criteria van de DGEC te vallen – tenminste die, beschreven in de brief van 28 maart 2011 ; en het is waarschijnlijk beter, eens dat men boven de 10 à 15% aan toegelaten herhaalde aanrekening zit, om vaak dezelfde handeling op dezelfde tand te herhalen en niet over verschillende tanden te spreiden… : vermits het het aantal herhaalde handelingen is en niet het aantal herhalingen dat bijgehouden wordt door de computer van de DGEC !

Deze overwegingen verstaan zich « per individuele tandarts » – dwz, per RIZIV nummer » -, de tandartsen die in groep werken zullen naar alle waarschijnlijkheid over meer bewegingsvrijheid beschikken met betrekking tot de herhaling van hun handelingen binnen eenzelfde praktijk…

Samenvatting van onze praktische aanbevelingen :

a) voor de berekening van het percentage herhaalde aanrekening, dient men in termen van NGV codes te redeneren en niet in termen van verzorging – goed alle documentaire bewijsstukken van deze verzorging bewaren (rx, fotos, enz.) ;

b) een herhalingsgraad van 15% conserverende verzorging (bij volwassenen) niet overschrijden ;

c) permuteren met tandarts binnen dezelfde praktijk in geval van risico op overschrijding van het noodlottig percentage aan herhaalde aanrekening (vaak het geval in sociale praktijken waar de patiënten niet de financiële middelen hebben om prothetische kronen die niet terugbetaald worden te bekostigen…) ;

d) voor een welbepaalde patiënt, de overtollige herhaalde aanrekening niet spreiden over een groot aantal tanden maar zich eerder concentreren op bepaalde ;

e) samenwerken met een Tariferingsdienst die beschikt over een geperfectioneerd informaticasysteem en over een uitvoerige rechtsbijstand…
__________________
* Prima facie, malpraxis dient niet verward te worden met de notie « onnodig dure verstrekking » zoals geviseerd door de GVU wet :

Art. 73. § 1. De geneesheer en de tandheelkundige oordelen in geweten en in volle vrijheid over de aan de patiënten te verlenen verzorging. Zij zullen erop toezien dat zij toegewijde en bekwame geneeskundige verzorging verstrekken in het belang van de patiënt, met respect voor de rechten van de patiënt en rekening houdend met de door de gemeenschap ter beschikking gestelde globale middelen.

Zij onthouden zich van overbodige of onnodig dure verstrekkingen voor te schrijven, uit te voeren of te laten uitvoeren ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

De andere zorgverleners dan die bedoeld in het eerste lid, dienen zich eveneens te onthouden van het uitvoeren of laten uitvoeren van onnodig dure of overbodige verstrekkingen ten laste van de regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

** Hieronder vindt met de tekst van art. 146bis § 2 ;

§ 2. [W – Wet 19-12-08 – B.S. 31-12 – ed. 3 – art. 40]
Na melding door de verzekeringsinstellingen, een profielencommissie of op eigen initiatief, verzamelt de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle de gegevens over de verstrekkingen bedoeld in artikel 73, § 4. De door de profielencommissies overgezonden vaststellingen gelden tot bewijs van het tegendeel. Zij worden als dusdanig door de geneesheren-inspecteurs [apothekersinspecteurs en verpleegkundigen-controleurs] van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle gebruikt om de inbreuken zoals beschreven in artikel 73bis vast te stellen.

De plaatsing onder monitoring duurt minimum zes maanden. Deze onderzoeksmaatregel moet ter kennis gebracht worden van de zorgverlener, waarbij de begindatum van de maatregel, de aanbevelingen die van toepassing zijn op zijn praktijkgedrag, alsook de maatregelen die genomen kunnen worden in geval van inbreuken op artikel 73bis, worden meegedeeld. Tegen deze maatregel staat geen beroep open.

De profielencommissies hebben de bevoegdheid om de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle uit te nodigen zorgverleners onder monitoring te zetten op basis van een gemotiveerd dossier. De Leidend ambtenaar brengt verslag uit van het gevolg gegeven aan de aanvragen van de profielencommissies.
[W – Wet 19-12-08 – B.S. 31-12 – ed. 3 – art. 40]

Na analyse van [de door de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle verzamelde gegevens] maken [de ambtenaren bedoeld in het eerste lid] proces-verbaal van vaststelling op dat overeenkomstig artikel 142, § 2, aan de zorgverlener ter kennis wordt gegeven waarbij hij uitgenodigd wordt binnen de maand zijn schriftelijke verweermiddelen te bezorgen.

Deze verweermiddelen worden meegedeeld aan het Comité dat, na ze onderzocht te hebben, kan beslissen:
1° het dossier zonder gevolg te klasseren;
2° het dossier af te sluiten met een waarschuwing;
[V – Wet 19-12-08 – B.S. 31-12 – ed. 3 – art. 40]

[3° de leidend ambtenaar kan opdragen de zaak aanhangig te maken bij de Kamer van eerste aanleg en wanneer nodig, de natuurlijke of rechtspersoon, bedoeld onder artikel 164, tweede lid, hier tegelijkertijd van verwittigen met een aangetekend schrijven.]

Tegen de beslissingen bedoeld in 1° en 2° van het vorige lid kan de Leidend ambtenaar van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle een beroep instellen bij de Kamer van eerste aanleg.

Men ziet dus dat de 998 tandartsen die de brief van de DGEC ontvingen in feite onder « monitoring » geplaatst worden, ook al hanteert de brief niet deze term, maar « meldt … dat uw aanrekening aan de ZIV van vullingen en opbouwen vanaf 01/05/2011 permanent gevolgd zal worden en later op dezelfde wijze opnieuw geëvalueerd ».

De sancties voor onnodig dure verstrekkingen worden op hun beurt bepaald door art. 142 § 1 (we noteren terloops dat de maximale administratieve geldboete duidelijk lager ligt dan voor niet gerealiseerde verstrekkingen (200%) of niet conforme verstrekkingen (150%)) :

4° de terugbetaling van de waarde van de verstrekkingen die ten onrechte aan de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging werden aangerekend gelegd en een administratieve geldboete van [5] pct. tot 100 pct. van de waarde van de terugbetaling, bij een inbreuk op de bepalingen van artikel 73bis, 4°;

*** Dit punt is niet helemaal duidelijk : de bijlage « Methodologie » van de brief van de DGEC legt uit op pagina 2 :

De herhalingsgraad op één jaar van een tandarts wordt dan gedefinieerd als de verhouding tussen :

· in de teller: het aantal vullingen/opbouwen dat hij aanrekende tussen 1 juni en 30 november 2008 en die hij binnen het jaar liet volgen door een nieuwe aanrekening op dezelfde tand,
· in de noemer: het totaal aantal vullingen/opbouwen dat hij aanrekende tijdens dezelfde periode.

Het is niet gepreciseerd of de herhaalde handeling op zijn beurt als vertrekpunt fungeert voor een nieuwe opzoeking over twaalf maanden, ook al is het daarentegen zeker dat deze tweede herhaling niet zal verrekend worden indien de eerste zich buiten de toezichtperiode bevindt die begint op 1 mei 2011, en die trouwens minder dan twaalf maanden kan bedragen…

No Comments »

DGEC : slagen onder de gordel ook toegestaan ?

30/04/2011 by Dr R. BOURGUIGNON

We hebben gezien dat in 2007 een inspecteur van de DGEC niet geaarzeld heeft om na het vertrek van de getuige, aan diens proces verbaal van verhoor (PVvV) enkele belastende regels lastens de zorgverstrekker toe te voegen : het volstond om te schrijven aan de keerzijde van de door de getuige ondertekende tekst…. Lees : Hoe een inspecteur van de DGEC valse PV van Verhoor fabriceerde.

We hebben ook gezien dat in 2009 een geneesheer-inspecteur die bij de Kamer van eerste aanleg (KEA) tevergeefs een beschuldiging jegens een radioloog staande hield, bij gebrek aan argumenten in volle hoorzitting één der bijzitters (verzekeringsinstelling) tutoyeerde en om hulp vroeg. Lees : Over de onpartijdigheid van de administratieve rechtscolleges van het RIZIV… !

Meer recent, in 2010, zagen we dat een Provinciale dienst van de DGEC niet geaarzeld heeft… om een essentieel stuk uit een onderzoeksdossier te verwijderen, met het gevolg dat toen de raadsman van de zorgverlener zich op de griffie aanbood om kennis te nemen van het dossier, hij een blanco pagina vond ! Lees : Een stuk « verwijderd uit het dossier » op de griffie van de DGEC !

Maar zijn deze oneerlijke handelwijzen een eigenheid van de lagere echelons van de DGEC of vormen ze een quasi-veralgemeende manier van handelen ?

Het volgende voorbeeld zou uitwijzen dat dit vrij hoog opklimt en dat de DGEC zelfs bij de Kamer van beroep (KVB), voorgezeten door een magistraat van zeer hoge rang, keer op keer zijn gelijk tracht te halen…

De tekst hieronder is een uittreksel van aanvullende conclusies neergelegd voor een tandarts bij wie de DGEC een buitengewone extrapolatie toepaste* : op basis van een zogezegd willekeurige selectie, heeft de DGEC het ten onrechte uitbetaald bedrag geëxtrapoleerd op het geheel van het profiel !

Er was namelijk niets willekeurigs aan deze selectie : niet enkel heeft de DGEC er de meest verdachte gevallen in opgenomen, maar daarenboven – en dat is een gruwel op gebied van statistiek – heeft hij de « reguliere » gevallen achtergehouden, en bijgevolg was de steekproef geenszins representatief voor het patiënteel.

Natuurlijk heeft de DGEC getracht te verhinderen dat deze conclusies neergelegd zouden worden door naar de voorzitter van de KVB te schrijven, en bovendien heeft de dienst sowieso een recht van antwoord gevorderd.

Doch, niettegenstaande deze poging tot sabotage, heeft de voorzitter het verzoek van de zorgverlener toegestaan, maar de DGEC heeft nooit of te nimmer op deze aanvullende conclusies geantwoord : dit was trouwens het verstandigste wat hij kon doen…

In de hierna volgende tekst behelzen de termen « eiser » of « concluant » de practicus die beroep heeft aangetekend tegen de beslissing van de KEA, terwijl de « geïntimeerde » – met name de zich verwerende partij in beroep – betrekking heeft op de DGEC.

C. AARD VAN DE STATISTISCHE BESCHOUWINGEN VAN DE GEÏNTIMEERDE

Concluant streeft onaflatend naar de aanduiding van een statisticus door de KVB om de discussie op te helderen…

Deze vraag heeft hij reeds geformuleerd tijdens de zitting van 1 oktober 2009 bij de KEA, nadien in zijn verzoek om beroep, vervolgens in zijn verzoek tot het aanduiden van een expert neergelegd op 6 mei 2010, en hierna nog eens in zijn hoofdconclusies.

De geïntimeerde heeft zich systematisch verzet tegen elk dezer verzoeken… tot op de dag waarop concluant in principe geen recht meer had om te concluderen, en eerstgenoemde in zijn aanvullende conclusies zeer technische uiteenzettingen opnam, die overduidelijk de inbreng van een statisticus aantonen [1].

Echter, deze tekst – als dusdanig opgenomen in de aanvullende conclusies van geïntimeerde – kan niet aanzien worden als een onafhankelijk rapport :

a) men kent noch diens auteur noch de datum… en zelfs niet de precieze afbakening ;

b) de statisticus die de DGEC ter hulp gekomen is heeft noch concluant noch diens raadsman gehoord : zij hebben dus hun argumenten niet kunnen laten gelden ;

c) deze tekst voert geenszins een discussie over beide aanwezige thesissen : hij beoogt uitsluitend de geïntimeerde te helpen ;

d) in de briefwisseling tussen de DGEC en de statisticus heeft de DGEC duidelijk bepaalde aspecten van zijn eigen methodologie blootgegeven, die vervolgens als dusdanig werden overgenomen door de statisticus, en nadien gereïnjecteerd werden door de DGEC in zijn eigen aanvullende conclusies;

Aldus weet men thans, dat zogenaamde « reguliere » gevallen niet opgenomen werden in de basisberekening van de extrapolatiecoëffiiënt en anderzijds, dat de selectie niet het gevolg was van puur toeval.

D. KRITIEK OP DE STATISTISCHE METHODOLOGIE VAN GEÏNTIMEERDE

1. De « reguliere » gevallen werden uitgesloten van de berekeningsbasis voor de extrapolatiecoëfficiënt

Op pagina 5/8 van zijn aanvullende conclusies schrijft de DGEC :

« … waarschijnlijk moet er toegegeven worden dat niet alle gecontroleerde gevallen zich als inbreuken uitgewezen hebben… het kan dat de zorgverstrekker en zijn raadsman een vertekende perceptie hebben van de werkelijk uitgevoerde selectie vermits de reguliere gevallen niet voorkomen op het einde van het onderzoek, omdat ze niet weerhouden werden als tenlastelegging. »

Het begrip « geval » is goed omschreven op dezelfde pagina 5/8 als zijnde een patiënt (en niet een « verstrekking »).

De DGEC erkent dus – in conclusies – dat de patiënten bij wie zijn inspecteurs geen enkele tekortkoming hebben kunnen aantonen simpelweg werden uitgesloten uit de selectie « op het einde van het onderzoek ».

Natuurlijk vervalst dit volkomen de extrapolatiecoëfficiënt, vermits de selectie enkel nog de gevallen met « inbreuken » weerhoudt, en alle « reguliere » gevallen uitsluit.

2. De selectie van de gevallen is niet gebaseerd op toeval

Op pagina 4/54 van zijn Synthesenota (« Methodologie van het onderzoek ») schrijft de DGEC :

« Deze gevallen werden op willekeurige wijze geselectioneerd  op basis van volgende criteria : »

En op pagina 6/8 van zijn aanvullende conclusies :

« De geïntimeerde partij is tevens van mening, net als de expert statisticus, dat op theoretisch vlak, in ideale omstandigheden, een steekproef op willekeurige wijze geselectioneerd moet worden… »

Echter, op pagina 5/8 van zijn aanvullende conclusies, erkent de DGEC dat de selectie hoegenaamd niet willekeurig gebeurde (= op basis van toeval), maar wel het resultaat was van een soort arbitraire dosering – en dus subjectief – van lichte en zware gevallen, en dit zonder dat men de criteria kent die ze van elkaar onderscheiden, noch zelfs de « verhouding » van beiden :

« … vanuit statistisch oogpunt (sic) was het absoluut rationeel en pertinent om in deze selectie een vergelijkbare hoge verhouding op te nemen van verzekerden met een hoog aantal geattesteerde verstrekkingen. »

Aldus is aangetoond dat, in tegenstelling tot wat hij oorspronkelijk beweerde, de DGEC geen toevallige selectie van patiënten heeft uitgevoerd, maar dat hij – net andersom – naar eigen willekeur de gevallen koos die hij in zijn onderzoek inlaste.

Echter, alle statistische tests die het toelaten om de parameters van een populatie (in deze het patiënteel van de eiser) in te schatten op basis van een kleine steekproef van deze populatie zijn gebaseerd op een absoluut noodzakelijke voorwaarde : de selectie moet het gevolg zijn van toeval (zij moet « willekeurig » zijn en niet de keuze – en dus noodgedwongen subjectief – van de mens !

Het is dus vastgesteld dat de DGEC gelogen heeft over dit fundamenteel aspect.

3. Gevolg van 1 en 2 supra : de extrapolatie is volkomen vertekend

Aldus wordt bevestigd wat de eisende partij sinds zijn eerste hoorzitting in 2008 steeds blijft herhalen : de selectie uitgevoerd door de DGEC is volkomen vertekend.

Door de reguliere gevallen niet in de eindtabellen van het onderzoek op te nemen – toegegeven feit in conclusies – en door te liegen over het willekeurig karakter van de selectie, vervalst de DGEC op ernstige wijze, ten nadele van de eiser, de extrapolatiecoëfficiënt.

Inderdaad, de extrapolatiecoëfficiënt – die trouwens niet minder dan drie keer verandert in de loop van het onderzoek (!) – vertaalt de verhouding van de betwiste verstrekkingen op het totaal van de nagekeken verstrekkingen.

Door enerzijds het totale aantal verstrekkingen te verlagen (door de « reguliere gevallen » niet in de eindtabellen van het onderzoek op te nemen) en anderzijds de steekproef te manipuleren (voorgesteld als een « toevallige », maar in werkelijkheid naar willekeur gekozen steekproef onder de meest verdachte gevallen), vervalst de DGEC volledig zijn rapport.

Deze bias speelt natuurlijk in het nadeel van de eiser, vermits de extrapolatiecoëfficiënt zowel de ten onrechte uitbetaalde bedragen alsook de administratieve geldboete de hoogte in drijft.

4. De waanzinnige berekeningen van de geïntimeerde

Bovendien, op pagina 4/8 van zijn aanvullende conclusies, beweert de DGEC schaamteloos dat de eiser – die een belangrijke tandarts in zijn regio is – minder dan twee patiënten per dag zou zien (sic) !

Deze nieuwe en volkomen valse bewering resulteert uit waanzinnige berekeningen : de DGEC verliest gewoon uit het oog dat het merendeel van de zorgen niet massief, in een enkele keer plaatsvindt, maar meerdere fasen of zittijden vereist.

Aldus, de vervaardiging van een prothese behoefde toen nog niet minder van 6 zittijden, een kanaalvulling neemt er soms twee of drie in beslag, enz.

En dan vooral, de patiënten met multipele cariës – of het zich nu om nieuwe cariës of recidiven handelt – hebben ze niet allemaal op dezelfde dag laten verzorgen, wat zittijden van meerdere uren zou betekenen, waardoor de patiënten de praktijk van de tandarts op hun knieën zouden verlaten !

Indien concluant – met misacht voor alle medische en administratieve regels – alle zorgen en alle fasen van deze verzorging gegroepeerd zou hebben tijdens een zelfde dag voor een welbepaalde patiënt, dan alleen zou hij misschien maar twee patiënten per dag gezien kunnen hebben… maar deze dagen zouden evenzo gevuld zijn daar de globale massa aan tandheelkundig werk exact dezelfde gebleven zou zijn !

[1] Waarschijnlijk een kennis van de Dienst gezondheidszorg van het RIZIV
__________________
* De extrapolatiecoëfficiënt, hier weergegeven onder de vorm van een percentage, vertegenwoordigt de verhouding van het ten onrechte uitbetaald bedrag (in waarde) bepaald binnen de selectie – statistici spreken hier over een « steekproef » – van patiënten

Deze coëfficiënt wordt vervolgens toegepast op het patiënteel van de zorgverstrekker – statistici spreken dan over een « populatie ».

Het belang van een zeer strikte bepaling van een dergelijke coëfficiënt springt onmiddellijk in het oog : indien hij slecht berekend is, wordt de fout vermenigvuldigd met een aanzienlijke factor.

Aldus, indien een extrapolatiecoëfficiënt van 30% toegepast op een profiel van 200.000 euro een ten onrechte uitbetaald bedrag van 60.000 euro oplevert, zal een coëfficiënt van 40% een ten onrechte uitbetaald bedrag van 80.000 teweegbrengen : het initieel klein verschil (40-30=10) vertaalt zich in een verschil van 20.000 euro !

Het is evident dat indien men de administratieve geldboete erbij betrekt, het verschil nog groter wordt.

Waar komt deze extrapolatiecoëfficiënt vandaan ?

Hij kan, in bepaalde gevallen, ontstaan vanuit de bekentenissen van de zorgverstrekker : indien een geneesheer bekent dat hij 20% van de huisbezoeken niet heeft afgelegd, dan is dit getal de extrapolatiecoëfficiënt : 20% van de huisbezoeken zijn ten onrechte uitbetaald.

Inmiddels, in de zaak in kwestie, heeft de DGEC – officieel ten minste – een willekeurige patiëntenselectie uitgevoerd – voorwaarde sine qua non opdat een kleine steekproef representatief zou zijn met een toereikende waarschijnlijkheid, maar niet volledig (95%) – en heeft vervolgens de verhouding berekend :

___Handelingen verworpen in waarde/Totaal van de handelingen uit de selectie in waarde

Het « volstaat » vervolgens om deze verhouding of deze coëfficiënt toe te passen op het profiel om het theoretisch ten onrechte uitbetaald totaalbedrag (met een waarschijnlijkheid van 95%) te bekomen..

Deze methode verondersteld echter eerbied voor de zeer strikte statistische normen :

a) vermits het zich om een kleine steekproef handelt (30 patiënten of « gevallen »), moet deze imperatief het resultaat zijn van het toeval : de DGEC mag niet de gevallen « kiezen » die hem goed uitkomen, en andere links laten liggen !

b) de populatie (of het patiënteel) moet imperatief homogeen zijn ten aanzien van de geteste parameter (1) ;

c) indien de populatie niet homogeen is, dient men de steekproef te « stratifiëren », hetgeen de tussenkomst van een (bio)statisticus noodzakelijk maakt, want de techniek is vrij ingewikkeld ;

Aldus, vond men in dit dossier een mengeling van kinderen met melktanden, bejaarde patiënten die partiële of volledige prothesen dragen [2], raadplegingen, radiografieën, « lichte » gevallen met betrekking tot vullingen en « zware » gevallen, meerbepaald nieuwkomers die geen woord Frans spreken en die ervan profiteren om in België hun gebit op te kalefateren…

Deze « zware » gevallen zijn natuurlijk meer « verdacht » vanuit een politioneel oogpunt : het is normaal dat de DGEC denkt dat een fraudeur eerder fictieve verstrekkingen gaat toevoegen op een patiënt met talrijke vullingen, dan bij een bijna gezonde patiënt.

inmiddels, door te opteren om aan de « zware » gevallen meer belang te hechten, heeft de DGEC de resultaten van zijn onderzoek volledig vervalst.

Indien hij wenste om extrapoleerbare resultaten [3] te verkrijgen, had de DGEC beroep moeten doen op een biostatisticus vanaf het begin van zijn studie : het handelt zich namelijk over een professioneel vraagstuk, dat bekwaamheid vereist waarover de geneesheer-directeur, en de jurist van de DGEC toegegeven hebben niet te beschikken.

[1] Aldus zou het niet serieus zijn om een onderzoek te voeren naar de gemiddelde frequentie van seksuele betrekkingen van Belgen uitgevoerd op een steekproef van maar 30 Belgen tussen 0 en 99 jaar, willekeurig gekozen, zonder te stratifiëren volgens leeftijd !

De schatting gerealiseerd bij het begin van een gewone willekeurige selectie dezer aard zou volkomen vervalst zijn door de belangrijkheid van twee groepen van Belgen die in principe geen enkele seksuele relatie hebben : kinderen en hoogbejaarden.

Het is aldus perfect mogelijk dat in een kleine steekproef (bijv. een dertigtal personen) het toeval een meerderheid van Belgen uitpikt onder de 13 of boven de 75 jaar : men zou dan komen tot een schatting van de gemiddelde frequentie van seksuele betrekkingen der Belgen die nabij nul ligt en dus ver weg van de realiteit.

Men dient dus de populatie te ontleden in evenveel « groepen » als er bevolkingsgroepen zijn waarvan men reden heeft om aan te nemen dat het zich om homogene ondergroepen handelt met betrekking tot de geteste parameter : in het aangehaalde voorbeeld behelzen kinderen en hoogbejaarden klaarblijkelijk een aparte groep.

[2] En die bijgevolg geen vullingen meer nodig hebben…

[3] En dan nog… met een waarschijnlijkheid van 95% !

No Comments »

Brief van de DGEC aan een duizendtal tandartsen betreffende de binnen het jaar herhaalde « aanrekening » : absoluut onverstaanbaar !

06/04/2011 by Lth. D. HATZKEVICH

Op 28 maart 2011 heeft de DGEC naar niet minder dan… 998 Belgische tandartsen een aangetekende brief verzonden met de titel : Nationaal onderzoek « Binnen het jaar herhaalde aanrekening van vullingen en opbouwen op eenzelfde tand door dezelfde tandarts ».

De meeste tandartsen hebben absoluut niets begrepen van dit document, dat uitgedokterd werd door geneesheren zonder het minste contact met de tandheelkundige praktijk en opgesteld in een vreemde taal : aldus vindt men er zinnen als : « Uw persoonlijke herhalingsgraad ligt hoger dan 10% en heeft (sic) daarom dan ook onze aandacht weerhouden. ».

Inhoudelijk is hij werkelijk totaal onverstaanbaar :

– op pagina 1 leert de DGEC ons dat hij de aanrekening aan de ZIV heeft onderzocht van « vullingen en opbouwen tijdens de periode van 01.01.2007 tot 31.12.2009 » terwijl enkele zinnen verder de herhalingsgraad bij het aanrekenen berekend werd « tijdens de periode van 1 juni 2008 en 30 november 2008 » ;

– op pagina 2 informeert de DGEC de betroffen tandarts dat hij « vanaf 01/05/2011 permanent gevolgd zal worden en later op dezelfde wijze opnieuw geëvalueerd », echter, zonder deze datum nader te bepalen ;

– in het kader van dit « onderzoek » legt de DGEC op willekeurige wijze de herhalingsgraad vast op 10%, terwijl hij in eerdere dossiers 15% weerhield ;

– op pagina 1 van de bijlage « Methodologie » stelt men met verbazing vast dat betreffende « tandvullingen kroon- en knobbelopbouwen op blijvende tanden bij ambulante verzekerden van 15 jaar of ouder », enkel 80% van de verstrekkingen geattesteerd werden waarbij een tandnummer* vermeld werd, wat nochtans dwingend is…

– steeds op de zelfde pagina schrijft de DGEC : « Er was geen statistisch verband tussen de herhalingsgraad en de sociaal-economische status van de verzekerden » : wat is de epidemiologische basis voor een dergelijke uitspraak ?

Meer fundamenteel, de DGEC begaat een monumentale benaderingsfout : hij verwart herhaalde attestering en herhaling van de zelfde verzorging !

Aldus, indien een tandarts een mesiale caviteit vult van de 16 op 1 januari, en nadien op 1 october een distale caviteit van dezelfde tand, zullen de GVVH dezelfde NGV code dragen en hetzelfde tandnummer, maar het handelt zich – overduidelijk – niet om dezelfde verzorging, enkel om een gelijkaardige verzorging…

Blijft bovendien de vraag wat men precies mag begrijpen onder « herhaalde aanrekening » : als een tandarts een tweevlaks vulling attesteert op de 16 op 1 januari en vervolgens, omwille van een recidiverende cariës een drievlaksvulling op dezelfde tand op 1 oktober, bevinden we ons dan nog altijd in het kader van het onderzoek van de DGEC ? Inderdaad, de NGV codes van de twee handelingen zullen verschillen terwijl het zich aan de basis over dezelfde cariëshaard handelt.

Valt een drievlaksvulling te worden aanzien als een herhaling van een tweevlaksvulling ?

Het omgekeerde is ook mogelijk, namelijk een drievlaksvulling waarvan een fragment is afgebroken en die « hersteld » dient te worden middels een éénvlaksvulling, technisch gesproken : valt een éénvlaksvulling aanzien te worden als een herhaling van een drievlaksvulling ?

Tenslotte zal men met verbijstering vernemen dat het RIZIV – die de zorgverlener systematisch onheus bejegend als hij te zijner ontlasting de kwaliteit van zijn verzorging inroept – nu opeens (zie pagina 2, eerste paragraaf) aandringt op « de kwaliteit » die « in vraag gesteld {kan} worden » !

Maar, naar het voorbeeld van de SMD, roept de DGEC de tandartsen die zich schuldig voelen op, om zich aan te geven… op het mailadres van zijn politiesoftware CENEC** !

Een gedetailleerde analyse van het vraagstuk met praktisch advies zal binnenkort ter beschikking gesteld worden aan onze leden.
_____________
* Beantwoordt rubberdam aan 20% van de conserverende verzorging ?
** Betreffende de nieuwe informatica gadget van de DGEC, zie ons News van 30 april 2009 met als titel Wees op uw hoede voor de CENEC IP 5 !

Download : Brief.pdf
Bijlage 1 : methodologie.pdf
Bijlage 2 : academische en wetenschappelijke referenties.pdf
Bijlage 3 : Wettelijke bepalingen.pdf

No Comments »

Het nieuwe artikel 150 van de GVU wet

31/03/2011 by Lth. D. HATZKEVICH

Ten gevolge van een onverwachtse wetswijziging voorgevallen op 19 mei 2010 (BS van 2 juni), heeft er een opwaartse herziening plaatsgevonden van het aantal personen met de plicht om inlichtingen of documenten kenbaar te maken die onderhevig zijn aan het medisch geheim.

Onverminderd de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie zijn de werkgevers, de verzekeringsinstellingen, de verzorgingsinrichtingen, de tariferingsdiensten, alsmede hun aangestelden of gevolmachtigden, de personen die de bij deze gecoördineerde wet omschreven geneeskundige verstrekkingen mogen verlenen, en de rechthebbenden ertoe gehouden de geneesheren-inspecteurs, de apothekers-inspecteurs[, en de verpleegkundigen-controleurs], en de sociaal controleurs alle inlichtingen en bescheiden te verstrekken welke zij ter uitoefening van hun controleopdracht behoeven. [Alle natuurlijke en rechtspersonen, alsmede hun aangestelden of gevolmachtigden, en in het bijzonder de producenten of leveranciers van medische apparatuur en  toestellen, van terugbetaalde geneesmiddelen en farmaceutische specialiteiten, en andere terugbetaalde producten, die inlichtingen of documenten onder zich hebben die de hierboven bedoelde inspecteurs behoeven voor de uitoefening van hun controleopdracht, zijn eveneens gehouden tot die verplichting.] De mededeling en het gebruik van die inlichtingen en bescheiden zijn afhankelijk gesteld van eerbiediging van het geneeskundig geheim.

Wat de verzekeringsinstellingen en de tarificatiediensten betreft, moet die mededeling van inlichtingen en stukken geschieden binnen een maximumtermijn van dertig dagen te rekenen vanaf de datum van aanvraag.

Het oude art. 150 had tenminste de verdienste om een limitatieve lijst met personen te voeren; die het beroepsgeheim niet konden inroepen ten aanzien van een inspecteur van het RIZIV : dit brengt ons een keer te meer tot de volgende tegenstrijdigheid : een wettelijke bepaling met strafrechtelijke sanctionering – en dus van strikte interpretatie – wordt nogal vaag omschreven.

Potentieel is de financiële instelling van een geneesheer of tandarts – en zelfs de Orde van geneesheren – vatbaar om te vallen onder het toepassingsgebied van het nieuwe art. 150.

No Comments »

Ga uzelf niet aangeven bij de SMD !

29/03/2011 by Dr R. BOURGUIGNON

De Société de Médecine Dentaire (SMD) verspreid via haar elektronische nieuwsbrief Dent@l-Infos van 27 maart 2011 informatie volgens dewelke 998 tandartsen deze maandag of dinsdag een aangetekend schrijven zullen ontvangen van de DGEC.

Samengevat handelt het zich om de problematiek rond het percentage aan prestaties conserverende behandelingen voor eenzelfde tand, binnen een periode van een jaar, door dezelfde practicus.

Volgt een argumentatie volgens dewelke een onderscheid dient gemaakt te worden tussen « herattestering » en « herbehandeling », maar de SMD waarschuwt  :“certains imaginent peut-être pouvoir continuer ce petit jeu frauduleux”. (vrij vertaald : « sommigen denken misschien dat ze hun frauduleus spelletje verder kunnen zetten »).

Hierna wordt de tandarts in het vizier van de DGEC van het RIZIV uitgenodigd  tot « se faire connaître auprès de la SMD afin que nous puissions vous informer personnellement du suivi de ce dossier” en dient hij hiertoe “envoyer un mail à info@dentiste.be avec comme objet ‘SECM’ pour [se] faire connaître”.

Wees niet naïef !

De SMD is van oudsher een tegenstander van sociale tandartsen en haar voorzitter, Michel DEVRIESE, zetelt in de Kamer van eerste aanleg van het RIZIV, alsook bij de NCTZ, waar hij alle sociale tandartsen die door punt 8 van het NATZ 2009-2010 geviseerd werden, zonder de minste motivatie gekastijd heeft… om zich nadien te verheerlijken in de brede pers.

Stel u de vraag hoe het komt dat de SMD vòòr alle anderen op de hoogte was van deze zaak… en stel u vooral de vraag wat haar werkelijke bedoeling is !

Inmiddels heeft het VVT van haar kant ook een nieuwsbrief gestuurd aan haar leden betreffende deze aangelegenheid. We stellen vast dat het VVT, in tegenstelling tot de SMD, zich onthoudt van boude uitspraken, stemmingmakerij, en politieke propaganda.
______________
*De tandheelkundige verkiezingen van juni 2011 naderen, men moet leden werven en een maximum aan stemmen behalen door zich voor te doen als de « beschermer » van de tandartsen en door de Chambres Syndicales Dentiares (CSD) te kritikeren, over wie de SMD het volgende schrijft : “Nous ne nous étonnons qu’à moitié de cette enquête : l’INAMI avait été fortement choqué par un article de Thierry VANNUFFEL, ancien président des CSD et créateur du COD qui suggérait dans son journal le JOD une véritable ingénierie dans le pillage de la nomenclature. La profession appréciera cette irresponsabilité…”

No Comments »

Terugvordering van de ten onrechte betaalde prestaties en solidariteit : art. 164 van de GVU wet

25/03/2011 by Dr R. BOURGUIGNON

Onder de titel Terugvordering van de ten onrechte betaalde prestaties bepaalt artikel 164 van de GVU wet :

Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 142, § 1 en 146, is hij die, ten gevolge van een vergissing of bedrog, ten onrechte prestaties heeft ontvangen van de verzekering voor geneeskundige verzorging, van de uitkeringsverzekering of van de moederschapsverzekering, verplicht de waarde ervan te vergoeden aan de verzekeringsinstelling die ze heeft verleend. De waarde van de aan een rechthebbende ten onrechte uitgekeerde prestaties wordt terugbetaald door de zorgverlener, die niet over de vereiste kwalificatie beschikt of zich niet aan de wets- of verordeningsbepalingen heeft gehouden. Indien evenwel de erelonen met betrekking tot de ten onrechte uitgekeerde prestaties niet werden betaald, zijn de zorgverlener en de rechthebbende aan wie de verzorging werd verstrekt hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling van de ten onrechte uitgekeerde prestaties. De prestaties vermeld op getuigschriften, facturen of magnetische dragers, die niet werden ingediend of verbeterd overeenkomstig de in de terzake door de Koning of bij verordening vastgestelde modaliteiten, worden beschouwd als ten onrechte uitgekeerde prestaties en dienen derhalve te worden terugbetaald door de betrokken zorgverlener, dienst of inrichting.

De ten onrechte uitbetaalde prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging die langs de derdebetalersregeling zijn betaald, moeten terugbetaald worden door de zorgverlener die de wets- of verordeningsbepalingen niet heeft nageleefd. Indien een natuurlijke persoon of een rechtspersoon de prestaties voor eigen rekening heeft geïnd, is deze samen met de zorgverlener hoofdelijk aansprakelijk voor de terugbetaling ervan. De Koning legt de regels vast waarop de ten onrechte uitbetaalde prestaties, die betrekking hebben op het in [artikel 95 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008] bedoeld budget van financiële middelen voor de ziekenhuizen, en die begrepen zijn in de bedragen die door de verzekeringsinstellingen in twaalfden worden uitbetaald, worden vastgelegd, aangerekend, teruggevorderd en geboekt.

De eerste paragraaf betreft dus de inning in contanten, de tweede langs de weg van de derdebetalersregeling.

In dit laatste geval voert de wet een solidariteit in tussen de zorgverstrekker (geneesheer, tandarts, enz.) en het persoon –  zei het fysiek of rechtspersoon – dat de erelonen ontvangen heeft voor eigen rekening, dwz als eindbegunstigde van de fondsen*.

In de praktijk wordt deze solidariteit toegepast aan de pro rata van het percentage bijgehouden door de innende partij : aldus, indien deze laatste 45% aan de zorgverstrekker afdraagt kan het RIZIV – na een beslissing van één van haar rechtscolleges – 55% terugvorderen bij de eerste en 45% bij de laatste.

Dat is waarom de inspecteurs van het RIZIV altijd aan de practici vragen wie de erelonen ontvangt en welke verhouding aan hen afgedragen wordt ; soms vragen ze zelfs naar de samenwerkingsovereenkomst.

De innende partij wordt dus vaak – maar vreemd genoeg niet altijd – tot verantwoording geroepen krachtens artikel 143 § 2, meer bepaald als de solvabiliteit van de zorgverstrekker twijfelachtig is :

[§ 2. De leidend ambtenaar of de door hem aangewezen ambtenaar brengt bij een ter post aangetekende brief de overtreder op de hoogte van de vastgestelde inbreuken die hem ten laste worden gelegd. Wanneer nodig, wordt dezelfde mededeling gedaan aan de fysieke of rechtspersonen, bedoeld in artikel 164, tweede lid.

De voornoemde mededelingen gebeuren bij een ter post aangetekende brief en worden geacht te zijn ontvangen de tweede werkdag na de datum van de verzending.

Hij nodigt de overtreder, [en waar nodig], de natuurlijke of rechtspersoon bedoeld onder artikel 164, tweede lid, uit hem binnen de twee maanden bij een per post aangetekende brief zijn verweermiddelen te bezorgen.]

In theorie kan deze innende partij haar verweermiddelen afzonderlijk laten gelden bij de administratieve rechtscolleges van het RIZIV, bijgestaan door een raadsman…

Men moet opmerken dat de solidariteit enkel de ten onrechte betaalde prestaties betreft, dus van burgerlijke aard, en niet de boete, van strafrechtelijke aard, ook al gaan sommige beslissingen van de leidend ambtenaar (ten onrechte) in die richting.

Natuurlijk kan de innende instelling van de erelonen een burgerlijke procedure opstarten tegen de zorgverstrekker die in de fout gegaan is, om de gelden te recupereren die zij verplicht werd terug te betalen aan het RIZIV, in het bijzondere als de samenwerkingsovereenkomst dat uitdrukkelijk voorziet.

Laat ons om te eindigen nog opmerken, dat de beschikkingen van de GVU wet, gezien hun openbare aard, een omgekeerde overeenkomst niet tegenstelbaar is aan het RIZIV : aldus kunnen de partijen niet overeenkomen dat de ten onrechte betaalde prestaties niet bij de zorgverstrekker teruggevorderd zullen worden, ook al « dekt » de innende instelling de zorgverstrekker (vaak voorkomend geval in de ziekenhuizen die geneesheren tewerkstellen onder het statuut van bediende).
_____________
* Wat bijvoorbeeld de Tariferingsdiensten uitsluit die de erelonen voor hun rekening innen, om deze hierna aan hun cliënt door te sturen : in dat geval transiteren de fondsen alleen op de rekening van deze Dienst.

No Comments »

Mobiele telefonie : welk is het beste tariefplan voor geneesheren en tandartsen ? Getuigenissen gevraagd…

24/03/2011 by Dr R. BOURGUIGNON

Terwijl de mobiele telefonie zich de laatste jaren op technisch vlak nauwelijks ontwikkeld heeft is dit in de verte niet het geval op gebied van haar commerciële evolutie.

Er is een explosieve groei geweest in het aantal en de complexiteit van tariefplannen – met als resultaat een ondoorzichtig kluwen*-, en parallel hieraan zijn « brokers » in mobiele telefonie op het toneel verschenen : dwz makelaarsmaatschappijen, die een groot aantal belminuten bij een van de drie grote operatoren afkopen** – waardoor ze genieten van lage tarieven – en die ze vervolgens… goedkoper dan deze laatsten op de markt brengen !

Het is trouwens moeilijk om te achterhalen of deze « brokers » een uitvloeing zijn van de drie grote operatoren, ertoe bestemd om de cliënten van de concurrentie « binnen te halen » zonder hun referentieoperator hierin te betrekken, of dat het zich werkelijk om authentieke onafhankelijke maatschappijen handelt.

Feit is dat de dag van vandaag een bikkelharde strijd gevoerd wordt op het front van de mobiele telefonie, elk van de drie grote operatoren tracht rechtstreeks of via « brokers » om zoveel mogelijk abonnees contractueel aan zich te binden.

Want in deze commerciële oorlog, wiens frontlijnen nog niet vastliggen, worden klanten met voorafbetaalde kaarten van het type Pay&Go nauwelijks gewaardeerd zolang ze van anonimiteit en bewegingsvrijheid genieten.

Mobiele telefonie is het voorbeeld bij uitstek van een product dat fenomenale grootschalige besparingen kan opleveren : of men nu beschikt over 50.000 klanten of over miljoenen, het onderhoud van het netwerk blijft hetzelfde… eens dat een bepaalde kaap bereikt is, kan de grotere de kleinere letterlijk « verpletteren » met een prijzenslag – en ze achteraf weer verhogen***!

Welk is dus momenteel het beste tariefplan voor een geneesheer of een tandarts ? Er zouden formules bestaan zoals 1.800 belminuten (30 uur) per maand aan 49 euro excl. BTW.

Wij lanceren een oproep aan getuigen binnen het medisch corps om de beste prijs-kwaliteit inzake mobiele telefonie te ontdekken : wat betaalt u voor welk aantal belminuten of -uren aan nationale gesprekken ?

Wijdt aub enkele minuten van uw kostbare tijd om uw collega’s te helpen (en ook uzelf bij de zelfde gelegenheid…). Wij zullen de resultaten kortelings bekend maken !
________________
* Men kan bijna stellen, dat om te genieten van het beste tarief men de markt gedurende uren en uren moet bestuderen… of simpelweg het geluk hebben van op het goede moment gecontacteerd te worden !
** Proximus, Base en Mobistar. Deze laatste lijkt gevangen te zijn tussen twee vuren, aan een kant de grootste (Proximus) en aan de andere kant de goedkoopste (Base), hetgeen hem ertoe noopt om een verwoede marketing te voeren, wat soms tot overlast kan zorgen. Logischerwijs zal de prijzenoorlog hem fataal worden en uitmonden in een duopolie Proximus-Base.
*** Het gratis bellen tijdens het weekend binnen een zelfde netwerk is ook een argument in het voordeel van de grootste operator : zijn netwerk is het grootste, en dus is het voordeel het grootst bij hem !

No Comments »

« Previous Entries Next Entries »