08/08/2010 by Dr R. BOURGUIGNON
Aangaande de « studie » van de DGEC over de indicaties van OPG opnames, schreven we in ons News van 5 augustus 2010 :
Het handelt zich niet enkel om een monnikenwerk, maar tevens om een ondermijnd parcours : sommige vragen getuigen van werkelijke slinksheid of van zelden geziene naïviteit.
Aldus dient de tandarts vakjes aan te vinken zoals : « Indicatie van de OPG = Beperkte cariës (maximaal 4 tanden) » of « Indicatie van de OPG = In afwachting van het plaatsen van een implantaat ».
O wee de tandarts die dergelijke vakken aanvinkt, omdat in het eerste geval hij erkent dat de diagnostiek van cariës reeds gesteld – en bijgevolg de OPG overbodig was (men neemt geen pano om een cariësdiagnose te bevestigen !) – en in het tweede geval bekent hij dat de OPG kadert in een behandeling die niet terugbetaald wordt door het RIZIV.
Hier is anderzijds wat Prof. Pierre DAMSEAUX (ULB) – onder meer – te zeggen had over de OPG :
La radiographie panoramique des maxillaires est une tomographie, examen qui par sa nature même induit un léger flou dans les images. Son avantage est, étant globale, d’être un excellent examen de dépistage. Les clichés intra-buccaux sont des clichés directs dont la précision est bien meilleure. Il est donc régulièrement justifié d’effectuer un panoramique et de préciser certaines suspicions par des clichés intra-oraux. C’est même systématiquement le cas pour les caries interdentaires débutantes.
Opgelet : de indicatie is het motief dat aanleiding geeft tot het voorschrijven van het onderzoek en niet de diagnostiek die hierdoor gesteld kan worden ; in geen enkel geval kan de diagnose in retrospectief gezien worden (« de pano heeft cariës aan het licht gebracht, en dus was de rechtvaardiging van de OPG de aanwezigheid van cariës »).
Aldus, als de tandarts wenst te weten of de patiënt interdentale cariës heeft die onttrokken zijn aan het oog en ontoegankelijk voor de sonde, realiseert hij met dat doel een panoramische opname ; hetzelfde geldt indien hij wenst te weten of de patiënt een alveolaire osteïtis vertoont.
Trouwens, de OPG indicatie in deze twee laatste voorbeelden is zeker niet « caries » of « osteïtis », vermits de tandarts de diagnose niet tijdens het voorschrijven van het onderzoek heeft kunnen stellen. In het allerbeste geval zou men kunnen spreken over « cariësopsporing » en van « verdacht op alveolaire osteïtis ».
Door in een grootschalige « studie » naar OPG indicaties aandoeningen op te nemen zoals « Uitgebreide cariës » of « Beperkte cariës (4 tanden maximum) », verontrust de DGEC zeer sterk : ofwel handelt het zich zijnerzijds om schuldige onbekwaamheid, en anders hebben we hier te maken met een echte Machiavelliaan die niet meer of minder de tandartsen wil « strikken » met een kwestie van medische terminologie
Inderdaad, van zodra de cariesdiagnose gesteld is – visueel en/of met de sonde* – brengt een OPG absoluut niets meer ten aanzien hiervan en kan dus aanzien worden als een « overbodige of onnodig dure verstrekking » ten titel van artikel 73 § 1er van de GVU wet (« overconsumptie »).
Art. 73. § 1. De geneesheer en de tandheelkundige oordelen in geweten en in volle vrijheid over de aan de patiënten te verlenen verzorging. Zij zullen erop toezien dat zij toegewijde
en bekwame geneeskundige verzorging verstrekken in het belang van de patiënt, met respect voor de rechten van de patiënt en rekening houdend met de door de gemeenschap ter beschikking
gestelde globale middelen.
Zij onthouden zich van overbodige of onnodig dure verstrekkingen voor te schrijven, uit te voeren of te laten uitvoeren ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging
en uitkeringen.
De volgende argumenten spreken ten gunste van de thesis van een nogal listige controle, onder het mom van een « studie » :
a) de DGEC telt veel dokters in de geneeskunde in zijn rangen, maar geen enkele « pure » tandarts ; echter, de geneesheer is, door zijn vorming, meer vertrouwd om strikt te redeneren en zou nooit te goeder trouw begrippen als « indicatie » en « diagnose » dooreen halen ;
b) het aantal opgestuurde vragenlijsten (een twintigtal per tandarts) komt overeen met het aantal geselecteerde patiënten tijdens de repressieve controles gevoerd door de DGEC : in technische taal, dit heet een « selectie ad random » ;
c) in de sectie « Infos-Dentistes » van haar webstek, wijdt de Société de Médecine Dentaire (SMD) een lang artikel aan de OPG « studie » van de DGEC : klaarblijkelijk beschikt zij over informatie van ingewijden, wat logisch is vermits zij een afgevaardigde heeft in het Comité van de DGEC (het organisme belast met de « supervisie » van de DGEC). Echter – en dat is net verontrustend -, de SMD behoed zich zorgzaam ervan om het onderwerp van de caries aan te snijden (al de andere vragen worden behandeld…) ;
d) in tegenstelling tot wat de SMD schrijft : « De practici die de vragenlijst ontvangen hebben werden ad random gekozen. Het gaat niet om practici die de grootste verbruikers van pano’s zijn. » we hebben kunnen vaststellen dat geen enkele « kleine » of « middelgrote » verstrekker de vragenlijst met betrekking tot de OPG indicaties ontvangen heeft…
e) tenslotte en vooral, de DGEC doet maar zelden « studies » : de laatste dateert van 2006 en ging over quinolonen*** ;
Mocht deze thesis juist zijn, zal de DGEC de resultaten van de studie extrapoleren op het geheel van de OPG, via een bewijskrachtig proces-verbaal van vaststelling (PVVaststelling), en is het lastens de tandarts om het tegenbewijs aan te voeren.
Anders gezegd, indien op 20 vragenlijsten vijf ervan melding maken van cariës ten titel van indicatie van de pano, zal de DGEC 25% van de OPG die de tandarts gerealiseerd heeft afwijzen !
Een andere zaak waar men voorzichtig voor moet zijn is de vraag over de intentie van de patiënt om zich een wijsheidstand te laten extraheren of om een orthodontische behandeling te volgen : aldus is het riskant te schrijven dat in 2008 en 2009 een pano gerealiseerd werd omdat de patiënt zich dezelfde wijsheidstand wou laten extraheren : het is niet zeker dat de DGEC zal aanvaarden dat de patiënt zich niet wou laten verzorgen in 2008 ; idem voor « geplande » orthodontie.
Tenslotte, het is altijd de tandarts die de OPG voorschrijft en niet de patiënt : schrijven dat de pano gerealiseerd werd op vraag van de patiënt – wat ook de ingeroepen reden mag wezen – komt erop neer om hem als medisch onverantwoord te verklaren.
Er dient te worden opgemerkt dat we een nieuwe inspecteur-generaal (Nederlandstalig) hebben, Dr Claude VANNIEUWENHUYSE, die een vernieuwde conceptie van de DGEC controles zou kunnen hebben, die veel minder tijdrovend is !
Hoe het ook zij, deze nieuwe inspecteur-generaal lijkt moeilijkheden te ondervinden om Frans en Nederlands uit elkaar te houden, vermits men de vragenlijst dient terug te sturen naar « RIZIV – SECM » en dat men zich mag wenden tot zijn « office manager » (sic) op het adres carl.michiels@riziv.fgov.be…
__________
* Te zien met behulp van een intra-buccale radiografie.
** Aldus, zou een indicatie van een abdomen zonder voorbereiding een « intestinale occlusie » zijn en niet « Colonkanker », deze laatste diagnose behoeft een lavement met bariumsulfaat of een endoscopie ; we hebben ook persoonlijk kunnen vaststellen dat de tandartsen gemakkelijk de motivatie en het resultaat van een OPG dooreen halen.
*** Het handelde zich in werkelijkheid om een operatie « public relations » met als doel het imago van de DGEC bij de tandartsen op te poetsen, dat zwaar aangetast was door de zaak MASSAUT : onnodig te zeggen dat de studie over de quinolonen een totaal fiasco was op gebied van communicatie…