Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

Wachttermijn…

20/08/2008 by admin

De DGEC lijkt volledig overwerkt te zijn de laatste tijd…

In bepaalde gevallen is het mogelijk om zeer precies in te schatten wat de termijn is tussen de melding van een overtreding aan de DGEC en het in gang schieten van deze dienst. Zo behandelen wij momenteel een dossier waarvan geweten is dat de Profielencommissie de DGEC halfweg 2006 verwittigd heeft… waarbij deze laatste pas in mei 2008 in gang is geschoten !

Of anders gezegd, 18 maanden na de initiële melding door de commissie die officieel bevoegd is om anomalieën in de profielen op te sporen. Daarenboven had een collega van de betrokken zorgverstrekker spontaan een klacht tegen hem neergelegd in mei-juni 2007, hetgeen normaliter de DGEC had moeten “stimuleren”.

Als men weet dat de termijn voor verjaring twee jaar bedraagt, roept dit inderdaad vragen op waarbij het antwoord in een quasi totale saturatie van de dienst gezocht moet worden. Met één inspecteur per schijf van 80.000 inwoners rekent België enkel een klein honderdtal geneesheer-inspecteurs… dwz, op voorwaarde dat het kader compleet is.

No Comments »

Hoever kan de DGEC teruggaan in de tijd

20/08/2008 by admin

Menig zorgverstrekker zal zich wel de vraag stellen : na welke termijn kan de DGEC geen onderzoek meer voeren ?  In werkelijkheid is deze termijn afhankelijk van de spoed waarmee de patiënt zijn GVVH aflevert bij de ziekenkas… of de gezwindheid van de practicus om via RDB te factureren (zie ook News over de termijn van inlevering).

Het antwoord is te vinden in art. 142 § 2 van de GVU wet : De materiële bestanddelen van de inbreuk bedoeld in artikel 73bis worden door de beëdigde ambtenaren bedoeld in artikel 146 vastgesteld in een proces-verbaal. Op straffe van verval moeten deze processen-verbaal zijn opgesteld binnen twee jaar vanaf de datum waarop de verzekeringsinstellingen de documenten betreffende de strafbare feiten hebben ontvangen.

Echter, in geval van fraude (dwz, kwaad opzet) kan de DGEC vijf jaar teruggaan in tijd.

Er dient te worden opgemerkt dat de termijn van art. 142 niet overeenkomt met de burgerlijke termijn van art. 174, 6° : de vordering tot terugvordering van de waarde der ten laste van de verzekering voor geneeskundige verzorging ten onrechte verleende prestaties, verjaart twee jaar na het einde van de maand waarin die prestaties zijn vergoed ;

In de mate dat de VI de documenten (de GVVH) ontvangen eer ze uit te betalen, maakt dat de termijn voorzien in art. 142 iets korter mag gezien worden…

No Comments »

ECHR en artikel 171 van de GVU-wet

20/08/2008 by admin

Artikel 6 § 1 van de Europese Conventie van de Mensenrechten (ECHR) van 1950 garandeert aan « ieder persoon » het recht op een « eerlijk proces ».

Anders gezegd, geen enkel persoon kan ertoe gehouden worden – bijv. bij straffe van penale sancties – zichzelf te beschuldigen, en ook niet om zelf de bewijzen of indiciën van zijn of haar schuld aan te brengen.

Dat is het « recht op stilzwijgen » toegekend aan elk verdacht persoon…

Eerder hebben we echter gezien (onder het artikel « Aan te nemen houding bij een controle door de DGEC », gepost op 16 juli 2008) dat artikel 171 van de GVU-wet onder meer het volgende bepaalt :

Onverminderd de toepassing van de artikelen 269 tot en met 274 van het Strafwetboek wordt gestraft met acht dagen tot een maand gevangenisstraf en/of een geldboete van 26 tot 500 EUR eenieder die hetzij de adviserend geneesheren, de geneesheren-inspecteurs, de apothekers-inspecteurs, de verpleegkundigen-controleurs, de sociaal controleurs of de sociaal inspecteurs of de adjunct-inspecteurs, respectievelijk bedoeld in artikel 153, 146, 151 en 162, of de door hen afgevaardigde ambtenaren, hetzij de krachtens artikel 191, eerste lid, 7° en 8°, aangewezen ambtenaren, hetzij de inspecteurs of adjunct-inspecteurs van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu hindert bij de uitoefening van hun taak of onjuiste inlichtingen verstrekt.

In welke mate – bij straffe van penale sancties ! – is het afleggen van exacte verklaringen en het voorleggen van alle documenten (art. 150 GVU-wet) nuttig voor het vervullen van de legale opdracht van geneesheer-inspecteurs van de DGEC verenigbaar met art. 6 § 1 van de ECHR ?

Er is geoordeeld dat met betrekking tot de relatie tussen de professionelen en de autoriteiten gelast met de controle op hun activiteiten, het « recht op stilzwijgen » gegarandeerd door de ECMR gedeeltelijk mag worden opgeheven ten gunste van de doeltreffendheid, rekening houdend met de complexiteit van de activiteiten en de moeilijkheid van de bewijsvoering zonder de actieve medewerking van de professioneel in kwestie.

Anderzijds heeft de zorgverstrekker niet de verplichting om te antwoorden – bij straffe van penale sancties indien zijn antwoord niet exact is – op vragen zoals : « Bent U schuldig aan fraude ? ». De afwijking van het verbod afgeleid van art. 6 § 1 van de ECHR betreft inderdaad enkel documenten of mondelinge inlichtingen met betrekking tot de uitoefening van het beroep, en dus enkel de medische feiten aangaande.

Het is echter verstandig om tijdens een onderzoek door de DGEC zich bewust te blijven van het – soms subtiele – onderscheid tussen actieve medewerking aan het onderzoek wat betreft de medische feiten en het recht op stilzwijgen met betrekking tot het surplus.

Aldus, om het voorbeeld te nemen van ons artikel van 29 juli 2008 over de algemene verklaringen afgelegd door de zorgverstrekker tijdens een verhoor door een geneesheer-inspecteur van de DGEC (zie hierboven), de vraag : « Wat is het percentage van prothesen vervaardigd in minder fasen dan voorzien door de reglementering ? » verplicht niet tot een antwoord zoals voorzien in art. 171 GVU-wet (de tandarts mag zich in stilzwijgen hullen), en dat omwille van de volgende twee redenen :

a) het antwoord is zelfbeschuldigend ;

b) het gaat hier niet om een feitelijke inlichting maar om een arbeidvergende berekening.

Echter, in de – weinig waarschijnlijke – hypothese dat de inspecteur proces-verbaal zou opstellen voor het verhinderen van het vervullen van zijn opdracht, en deze zou doorgeven aan het Parket, zal het tenslotte aan de rechter zijn van het repressief rechtscollege, om in functie van de feitelijke elementen te oordelen, waarbij elke gestelde vraag als een geval apart zal bekeken worden.

No Comments »

DGEC en kwaliteit van prestaties

20/08/2008 by admin

Een zwaarwegende reden tot frustratie bij de gecontroleerde zorgverstrekkers is dat de DGEC absoluut geen interesse vertoont is in de kwaliteit van de gediagnosticeerde of therapeutische verstrekkingen maar enkel in hun realiteit of hun conformiteit met de reglementaire teksten.

De ontferming, de beschikbaarheid, de finesse van de diagnostiek, de doeltreffendheid van de behandeling, de voldoening van de patiënt, enz… spelen absoluut geen rol in de terugbetaling van de prestaties.

De rechtscolleges ingesteld bij de DGEC bevestigen dit trouwens tekstueel in hun beslissingen, gaande soms tot het prijzen van de practicus voor zijn expertise of zijn doeltreffend materiaal… alvorens hem te veroordelen.

Enkele voorbeelden illustreren dit fenomeen, dat door menig zorgverstrekker moeilijk te begrijpen is – zelfs na uitvoerige uitleg – danig dat dit tegen hun ideaal indruist :

a) een tandprothese in de boven- of onderkaak dient in zes fasen te worden gerealiseerd ; de mooiste prothese ter wereld, geplaatst bij een supertevreden patiënt in enkel vijf fasen is niet conform en moet dus integraal terugbetaald worden door de tandarts (bovendien riskeert deze een administratieve boete) ;

b) een mammografie met door de technicus goed bepaalde incidenties staat de ervaren radioloog toe om de kleinste kwaadaardige tumor aan het licht te brengen (aldus de borst, zoniet het leven van de patiënte reddend), maar de radioloog was niet fysiek aanwezig in de instelling op het ogenblik van de rx-opnames : de prestatie is niet conform en mag dus niet aangerekend worden ;

c) de discussie over conformiteit kan zeer ver reiken : zo getroostte zich een huisarts zelf de moeite om laarzen van Unna te vervaardigen (de feiten dateren van 1997 -99), maar de samenstelling van de pasta die hij gebruikte verschilde van dewelke de DGEC gevonden had in een medico-chirurgische encyclopedie.

Klaarblijkelijk maakte de huisarts een princiepkwestie van deze zaak : een ongelooflijk aantal conclusies werd neergelegd door beide partijen bij de Kamer van beroep ; zo heeft de appellant een verzoekschrift van beroep, hoofdconclusies, additionele conclusies en zelfs additionele tweede conclusies neergelegd !

In 2007, na zeer uitgebreide ontwikkelingen, bijna een theaterstuk van Molière waardig, heeft de Kamer hem tenslotte onschuldig verklaard… maar heeft hem toch veroordeeld met het motief dat hij niet de regel van de opereerstreken gerespecteerd heeft toen hij laarzen van Unna aanbracht op beide benen (deze prestatie maakt inderdaad deel uit van de chirurgische nomenclatuur) !

De Kamer heeft tevens geoordeeld – dit is een grote constante uit hoofde van de rechtscollges van het RIZIV – dat het feit dat de VI « gedurende jaren aan een stuk de manier van tariferen » door de huisarts « aanvaard heeft in niets de omstandigheid ontkracht dat de tweede operatie incorrect getarifeerd was ».

Het is inderdaad zo dat in tegenstrijd met wat de zorgverleners hardnekkig willen geloven het zelfs bij herhaling en systematisch,  gedurende « jaren aan een stuk », de aanvaarding door de VI absoluut geen satisfecit impliceert !

Download : 20070426F01FR.pdf

No Comments »

Een misinterpretatie van een arrest van de Raad van State…

20/08/2008 by admin

In zijn arrest Nr. 133.274 van 29 juni 2004 verwerpt de VIIde Kamer van de Raad van State een beslissing van de Beroepscommissie van 24 juni 1997 met betrekking tot een zaak over overbodige of onnodig dure prestaties (geattesteerd tussen 1 januari 1991 en 31 december 1992).

De Controlecommissie van Limburg had vastgesteld dat een cardioloog – in vergelijking met zijn confraters – een te groot aantal vectorcardiogrammen  (475311) en phonocardiogrammen (475576) realiseerde in combinatie met ietwat « modernere » onderzoeken.

Het enige wat het arrest van de Raad van State zegt is dat het feit alleen dat de frequentie van bepaalde prestaties van een zorgverstrekker in vergelijking met zijn confraters zeer hoog is niet volstaat om hem te veroordelen.

Sommige juristen, weinig geschoold in medische kwesties, hebben van dit arrest een interpretatie gemaakt wat geleid heeft tot een verkeerd gebruik.

Aldus heeft een tandarts die daadwerkelijk een passie had ontwikkeld voor de scalpel-laser het nodige materiaal aangeschaft en een speciale scholing gevolgd. Zij attesteerde jaarlijks honderde gingivectomieën gerealiseerd met behulp van haar YAG-laser, hoofdzakelijk op uitgegroeide tanden!

Maar de gingivectomie ter hoogte van een kaak, zich uitstrekkend over een regio van minimaal 6 tanden (317074) is een verstrekking van de stomatologische Nomenclatuur die vrij zelden door tandartsen geattesteerd wordt.

Via de Profielencommissie (terwijl de Synthesenota melding doet van een « anonieme klacht »…) is dit dossier bij de DGEC beland die op zijn beurt – twee keer – proces-verbaal heeft opgemaakt voor niet conforme prestaties. Ook de Synthesenota beklemtoonde de extreem hoge frequentie van de gingivectomieën…

Maar de eerder genoemde juristen hebben niet correct het zwaartepunt van deze zaak weten in te schatten en hebben het arrest van de Raad van State ingeroepen om aan te tonen dat een hoge frequentie geen synoniem is voor onregelmatigheden (terloops wijzen we erop dat de zaak voorgelegd bij de Raad van State overbodige of onnodig dure prestaties betrof daar waar de tweede zaak over de conformiteit van de prestaties handelde !) : twee keer werd de tandarts door het Comité van de DGEC veroordeeld tot het betalen van torenhoge boetes.

Ze was reeds in beroep toen ze bij ons te rade kwam.

In werkelijkheid ging het om een medische en niet om een juridische discussie : de vraag was of de verleende zorgen – een gingivectomie met interne bevel en a minima (mogelijk gemaakt dankzij de extreme precisie van de laserstraal) – een gingivectomie was… of een gewone toilettage.

Aldus werd de vraag aan de GTR gesteld op 22 januari 2007 :

Mag men de code 317074 attesteren van zodra er in de door de Nomenclatuur beoogde regio, dwz minimum zes tanden, een incisie van de gingiva wordt gerealiseerd met interne bevel op ongeveer 0.5 – 1 mm van het tandoppervlak, met resectie van de flap (en dat om bijvoorbeeld een parodontale pocket te verwijderen door de readhesie van het gingivale weefsel aan de gezonde tand te provoceren) ?

Met de volgende sub-vraag : bestaat er een minimum hoeveelheid – of een minimum hoogte – van gingivaal weefsel dat dient verwijderd te worden om te beantwoorden aan de libellé van de Nomenclatuur ?

Ondanks meerdere herinneringen wachten we achttien maanden later nog steeds op het antwoord… maar de tandarts voor haar part heeft nooit meer iets van de DGEC gehoord, noch van de rechtscolleges van het RIZIV !

Zou de formule « Ze beslisten om niets te beslissen » een samenvatting zijn van de houding van het RIZIV wanneer een moeilijke interpretatie van de NGV in onvoorziene uitgaven zou kunnen uitmonden (zie in dat verband ook de News van 14 juli 2008 : Kroonopbouw gevolgd door het plaatsen van prothetische kroon) ?

Download : CTM-Gingivectomies.pdf

No Comments »

Het KB van 9 mei 2008 dat de werking van de Kamers van eerste aanleg en Kamers van beroep regelt is verschenen in het BS van 20 juni 2008

20/08/2008 by admin

Het KB van 9 mei 2008 dat de modus operandi en het Reglement bepaalt van de procedure van de Kamers van eerste aanleg en van de Kamers van beroep horend bij de Dienst voor Geneeskundige Evaluatie en Controle van het RIZIV is verschenen in het B.S. van 20 juni 2008.

Ter herinnering, het Comité van de DGEC (het organisme belast met het “waken” over deze laatste) heeft zijn rechtsprekende functie moeten afstaan aan ;

a) de tweetalige leidend-ambtenaar van de DGEC voor de “kleinere” zaken ;

b) de Kamers van éérste aanleg voor de zaken waar de teruggevorderde bedragen meer als 25.000,00 euros bedragen en/of indien er sprake is van recidive of fraude ;

Dit nieuw procedure Reglement staat een termijn van drie maanden toe aan de partijen om hun conclusies neer te leggen aan het Comité daar waar het er vroeger twee waren. Daarenboven is het rechtscollege nu ééntalig – Franstalig of Nederlandstalig – daar waar het Comité tweetalig was.

De filosofie van de verandering is zeer duidelijk : een rechtsprekende competentie van éérste graad was toegekend aan de DGEC in 2003 met als doel de beslissingen te uniformiseren. Eerst werd de verstrekker uitgenodigd om zijn “schriftelijke opmerkingen” aan het Comité te richten. Indien deze niet voldeden stelde het Comité twee auditeurs aan gelast met het aanhoren van de zorgverstrekker. Hierna delibereerde het Comité op basis van het rapport van de auditeurs.

Heden worden de “kleinere” zaken snel behandeld (de termijn voor het leveren van “geschreven verantwoording” bedraagt enkel twee maanden), maar de zorgverstrekker mag altijd beroep aantekenen tegen de beslissing van de leidend ambtenaar waarbij de Kamer van eerste aanleg zetelt als eerste graad van hoger beroep.

De zwaardere zaken daarentegen worden behandeld zoals in een rechtscollege van gerechtelijke orde geïnspireerd op het burgerlijk model zelfs, vermits de DGEC enkel één der betrokken partijen is en niet geniet van de prerogatieven gelijkwaardig aan die van het Parket.

Belangrijk verschil sinds mei 2007 : het beroep is niet meer opschortend, de beslissingen zijn onmiddellijk uitvoerbaar !

No Comments »

Aanvaarden om terug te betalen ?

20/08/2008 by admin

Het gebeurt vaak dat op het einde van een onderzoek de geneesheer-inspecteur van de DGEC de zorgverstrekker een voorstel doet om spontaan de betwiste prestaties terug te betalen : tenzij tijdens de laatste hoorzitting tenzij in een afzonderlijke brief die de PVH begeleidt. Dit voorstel dat doorgaans aanwijst dat de DGEC helemaal niet zeker is van zijn stuk is vaak vergezeld van verklaringen of zelfs schriftelijke vermeldingen (vakjes “Bestemd voor de Dienst”) die de indruk wekken dat het dossier vanaf dan zonder verder gevolg geklasseerd zal worden en komt meestal op een ogenblik dat de zorgverstrekker uitgeput is van het aanslepend onderzoek en hoopt om eindelijk dit “hoofdstuk af te sluiten”…

In werkelijkheid tracht dit voorstel indirecte bekentenissen te ontfrutselen die de DGEC zullen helpen om de practicus met 100% zekerheid te veroordelen door de rechtscolleges van het RIZIV.

Het is het art 146 § 2 van de GVU-wet die deze legale strategie uitstippelt in de mate dat de wet zelf geen enkele verplichting oplegt om de zorgverstrekker van de gevolgen van zijn toegefelijkheid in te lichten.

Hij [de DGEC] nodigt hen [de zorgverleners] uit om vrijwillig de waarde van de aan hen onrechtmatig betaalde verstrekkingen terug te betalen. De zo verkregen terugbetalingen worden op de rekening van het Instituut gestort en als inkomsten van de verzekering voor geneeskundige verzorging geboekt. De terugbetaling staat de toepassing van artikel 142, § 1, niet in de weg.

Het is dus aan te raden om, behalve in absoluut éénduidige gevallen, hierop niet in te gaan…

No Comments »

Verhoor door de DGEC : opgelet met veralgemeningen!

20/08/2008 by admin

De DGEC onderwerpt de zorgverstrekker vaak aan een preliminair verhoor om aldus zijn profiel te schetsen maar ook om hem « vast te pinnen » aan de hand van algemene verklaringen (die op het moment zelf op benaderingen of banaliteiten lijken) en op de welke hij later niet meer kan terugkomen.

Aldus is de vaak gestelde en op het eerste zicht onschuldige vraag : « Ontvangt U na afspraak ? » in werkelijkheid een val : indien de practicus beaamt en er bij een patiënt zorgen werden geattesteerd op die dag zonder dat hij voorkomt in het afsprakenboek dan zal de DGEC daar al de voor hem nuttige conclusies uit trekken.

Ander voorbeeld : « Schrijft U altijd antibiotica voor in geval van osteïtis ? » Bevestigend antwoorden kan uitmonden in de opstelling van een proces-verbaal indien men een curettage van osteïtis heeft geattesteerd zonder antibiotica voor te schrijven.

In beide geschetste voorbeelden kan de zorgverstrekker nog zo zijn best doen om op zijn initiële verklaringen terug te komen om ze te nuanceren : de DGEC zal hem steevast antwoorden dat de verklaringen aan een inspecteur van de DGEC definitief bindend zijn voor diegene die ze heeft afgelegd !

Natuurlijk is het summum van deze methode bereikt wanneer een inspecteur de zorgverstrekker gemoedelijk vraagt bij welk percentage van gevallen een gegeven prestatie op welke (niet conforme) manier werd verleend.

Aldus, indien de tandprothese in zes fasen dient te worden gerealiseerd en dat de tandarts verklaart dat « in 40% van de gevallen het er maar vijf waren » kan hij er zeker van zijn dat hij precies dit percentage – met berekening van het corresponderend onverschuldigd bedrag –  in zijn PV van vaststelling en nadien in de Synthesenota zal terugvinden.

In feite heeft de practicus in kwestie simpelweg – zonder het te weten of te wensen – uren en uren onderzoek aan de DGEC bespaart… en zonder enige twijfel aanzienlijk de waarde van de onverschuldigde prestaties verhoogd in vergelijking met wat de DGEC zelf bij machte was te bewijzen !

No Comments »

Taal van het onderzoek…

20/08/2008 by admin

Het is geweten dat België kampioen is met betrekking tot de complexiteit inzake linguïstiek : en hoe zit het dan met een procedure opgestart door de DGEC ?

Art. 140 § 5 van de GVU wet stipuleert : De taal waarin de zaak moet worden onderzocht, wordt gekozen door de zorgverlener op de eerste hoorzitting door de ambtenaren bedoeld in artikel 146, eerste lid, van deze wet. Deze keuze is definitief.

Een conclusie dringt zich onmiddellijk op : voor de matig tweetaligen is het verstandig om goed na te denken vooraleer het eerste woord uit te spreken in antwoord op een vraag van een inspecteur van de DGEC omdat deze keuze onherroepelijk de taal van heel de procedure zal bepalen !

Tweede opmerking : in welke taal zal een Franstalige zorgverstrekker werkende te Antwerpen zijn briefwisseling (PVHoorzitting, PVVaststelling en de begeleidende briefwisseling) ontvangen ? In het Nederlands, daar dit de enige taal is die de Directie van de Provinciale Antenne van de DGEC – een administratie als een ander – gerechtigd is te handhaven in Vlaanderen. Maar de auditie zal zich in het Frans afspelen dankzij een tweetalige inspecteur uit Brussel die de vragen gesteld door zijn collega, de Antwerpse geneesheer-inspecteur zal vertalen !

Als we nu als voorbeeld een Franstalige zorgverstrekker nemen die praktijk voert in Brussel (of Wallonië) en in Antwerpen en die een onderzoek ondergaat opgestart door de Antwerpse provinciale directie van de DGEC die zich over heel zijn praktijk buigt blijft het hierboven beschreven schema gelden daar het dossier niet gesplitst zal worden over de twee provinciale directies : het blijft één geheel. De Franstalige patiënten zullen gehoord worden door de geneesheer-inspecteur-vertaler en alle PVH’s zullen in Antwerpen gegroepeerd worden…

De talenkennis van de inspecteurs van het RIZIV is soms nochtans verbluffend : men ziet soms PVH’s van Oost-Europeanen opgemaakt in het Engels !

In het hierboven beschreven geval en om te voldoen aan de wettelijke voorschriften zullen alle documenten moeten vertaald worden naar het Frans met het oog op de jurisdictionele fase van het onderzoek.

No Comments »

Aan te nemen houding tijdens een controle door de DGEC

04/08/2008 by admin

In het algemeen begint alles met een telefonische oproep van een geensheer-inspecteur die om een afspraak vraagt…

Het art. 171 van de GVU-wet stelt :

Onverminderd de toepassing van de artikelen 269 tot en met 274 van het Strafwetboek wordt gestraft met acht dagen tot een maand gevangenisstraf en/of een geldboete van 26 tot 500 EUR eenieder die hetzij de adviserend geneesheren, de geneesheren-inspecteurs, de apothekers-inspecteurs, de verpleegkundigen-controleurs, de sociaal controleurs of de sociaal inspecteurs of de adjunct-inspecteurs, respectievelijk bedoeld in artikel 153, 146, 151 en 162, of de door hen afgevaardigde ambtenaren, hetzij de krachtens artikel 191, eerste lid, 7° en 8°, aangewezen ambtenaren, hetzij de inspecteurs of adjunct-inspecteurs van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu hindert bij de uitoefening van hun taak of onjuiste inlichtingen verstrekt.

Inroeping van het beroepsgeheim door de geneesheer, de tandheelkundige of de apotheker kan echter een reden van verantwoording van de in het vorige lid bedoelde feiten zijn, in zoverre het gaat over andere bescheiden of inlichtingen dan die waarvoor krachtens een wets- of verordeningsbepaling de verplichting geldt om ze te verstrekken of bij te houden ten behoeve van de geneesheren- en apothekers-inspecteurs.

De volgende punten dienen te worden onthouden :

a) ook al heeft een geneesheer-inspecteur van het RIZIV de eigenschappen van een officier van de gerechtelijke politie, hij is geen politieman : hij kan enkel officieel werken en dient altijd eerst zijn legitimatie voor te leggen en kan dus niet “undercover” onderzoek voeren door zich bijvoorbeeld voor te doen als een patiënt…

b) de gecontroleerde geneesheer of tandarts heeft de verplichting  – op straffe van een penale sanctie – actief mee te werken aan het onderzoek : de geneesheer-inspecteur ontvangen en hem op eenvoudige vraag alle inlichtingen en documenten nodig voor zijn missie te verschaffen ;

c) natuurlijk kan het in de praktijk moeilijk af te lijnen zijn wat nu precies tot de missie van een inspecteur van de DGEC toebehoort daar de gecontroleerde zorgverstrekker zal trachten de ambtenaar niet te ontstemmen.

d) de gecontroleerde geneesheer of tandarts mag het beroepsgeheim niet inroepen ten aanzien van een geneesheer-inspecteur van het RIZIV ; de uitzonderingsmaatregel vermeld op het einde van art. 171 dient dus niet te worden gemisinterpreteerd : deze heeft betrekking op de extra-medicale vertrouwelijkheden die een patiënt aan zijn geneesheer zou hebben toevertrouwd…

e) de gecontroleerde geneesheer of tandarts heeft niet de verplichting om in te gaan op een ontbieding door een geneesheer-inspecteur : het is deze laatste die zich moet verplaatsen…natuurlijk, als het de inspecteur is die tot bij de zorgverstrekker komt kan hij gemakkelijker allerlei documenten opvragen vermits alle archieven terplekke zijn !

f) tevens heeft de gecontroleerde geneesheer of tandarts niet de verplichting om zich zelf te beschuldigen (door eigen verklaringen), noch om inlichtingen te verschaffen die niet zuiver factueel zijn, zoals appreciaties, hypotheses, enz.

g) de inspecteur heeft het recht om de geneesheer of tandarts alleen te ondervragen, dus zonder raadsman of ouder, enz.

h) de inspecteur mag alle zichtbare documenten in beslag nemen alsook diegene die hem zijn voorgelegd en dat in het kader van actieve samenwerking waarvan sprake onder b) hierboven ; de inspecteur mag echter geen huiszoeking uitvoeren (kasten doorzoeken…) en dit is trouwens zowat het enige wat de wet hem verbiedt !

i) verder kan de inspecteur Uw elektronische post op het scherm van Uw computer lezen, de harde schijf ervan in beslag nemen…

No Comments »

« Previous Entries Next Entries »