Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

« Vermoeden op basis van vermoeden kan niet » of het groot dilemma van Mr. Kurz

06/02/2014 by Dr R. BOURGUIGNON

We hebben gezien dat sinds 7 mei 2013 de Raad van State de « extrapolatiemethode » zoals ze decennialang toegepast werd door de DGEC onvoorwaardelijk verwerpt.

Deze verwerping komt zeer laat en dus werden honderde zorgverleners op basis van deze methode, waarvan men vandaag weet dat ze « onwettig » is, definitief veroordeeld door de rechtscolleges van het RIZIV, en dat zowel langs Nederlandstalige als Franstalige kant.

We hebben ook gezien dat Robert D., de zorgverlener die aan de basis ligt van het arrest van de Raad van State van 7 mei 2013, voor de derde keer (na twee administratieve cassaties) verschenen is voor de Kamer van beroep van het RIZIV, ditmaal voorgezeten door Mr. Frédéric Kurz.

We hebben over de hoorzitting in kwestie verslag uitgebracht in ons News met de titel Het « proces van de extrapolatie » heeft heden 12 december 2013 plaatsgevonden.

Er valt een zeker onbehagen te bespeuren, in dien mate dat men zeer goed kan aanvoelen dat en de DGEC, en het rechtscollege zelf, naar een manier zoeken om het arrest van de Raad van State te kunnen omzeilen.

Deze zoektocht is niet noodzakelijkerwijs onwettig : het spreekt voor zich dat het ondervragen van honderde patiënten onmogelijk is, en dat de huidige situatie zou kunnen uitmonden in een quasi volledige straffeloosheid voor wat betreft bepaalde frauduleuze technieken.

En dat is de reden waarom zowel Onkelinx alsook de DGEC de draagwijdte van het arrest van 7 mei 2013 minimaliseren.

Maar er bestaat spijtig genoeg geen enkel volwaardig substituut voor de « methode van extrapolatie », zelfs toegepast in goede statistische omstandigheden (hetgeen ook de tussenkomst van een statisticus vereist en de afwezigheid van bias in de selectie).

Aldus tracht de DGEC het te doen via de weg van « gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens » uit artikel 1353 van het Burgerlijk wetboek.

In zijn tussenvonnis heeft de voorzitter van de Kamer van beroep « de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle uitgenodigd om tegen (datum…) bij het proceduredossier een vergelijkende tabel te voegen van geattesteerde verstrekkingen door appellant enerzijds, en door het gemiddelde van het geheel aan licentiaten in de tandheelkundige wetenschappen anderzijds, voor de subgingivale tandsteen, en dit voor de betwiste periode » en beveelt hij de heropening van de debatten op 3 april.

Het idee komt van de man die wij de « bebaarde bijzitter » genoemd hebben, een tandarts die zou willen aantonen dat de 288 gingivectomieën geattesteerd door Robert D. in 1988 in werkelijkheid niet meer dan subgingivale tandsteenreinigingen waren… met het motief dat hij geen (of zeer weinig) dergelijke tandsteenreinigingen geattesteerd zou hebben.

Of juister nog, het zou hier om een bijkomend vermoeden handelen, dat zich bij de andere vermoedens zou voegen (hoog zakencijfer, verhoor van een patiëntensteekproef, bekentenissen van zijn medewerkers, enz) om een bundel vermoedens uit artikel 1353 samen te stellen.

Echter, de « bebaarde bijzitter » voerde zijn redenering niet ten einde…

Laat ons aannemen dat Robert D. al bij al twee tandsteenreinigingen geattesteerd zou hebben in 1988 terwijl het « gemiddelde » bij veertig zou liggen : welke juridische gevolgtrekkingen kan men afleiden uit deze gegevens ?

Zal men alle gingivectomieën als ten onrechte aangerekend beschouwen ? of enkel 250 (288 min 38) ervan ? of 10% ? 25% ? … of nog een ander aantal ?

Er is geen objectieve basis meer voor een veroordeling, gewoonweg bij gebrek aan enig meetinstrument voor de inbreuk (de gederiveerde extrapolatiecoëfficient van de analyse van de steekproef).

Het Burgerlijk wetboek laat niet toe om het vermoeden van een feit (Robert D. heeft valselijk gingivetomieën geattesteerd) te laten berusten op een ander vermoeden van een feit (Robert D. kan worden verwisseld met de gemiddelde tandarts) : de uitdrukking « vermoeden op basis van vermoeden kan niet » is hier op zijn plaats.

Aldus is het eerste vermoeden dat Robert D. evenveel subgingivale tandsteenverwijderingen gerealiseerd zou hebben als de gemiddelde tandarts.

Dat is inderdaad maar een gewoon vermoeden betreffende de mens, want als « baas » kon Robert D. bijvoorbeeld deze vrij banale behandeling perfect aan zijn medewerkers delegeren, Mevrouw A. en Meneer N.

Het tweede vermoeden, berustend op het eerste, is dat een deel van de geattesteerde gingivectomieën niet uitgevoerd zou zijn omdat ze in werkelijkheid de tandsteenreinigngen waren die hierboven, in het eerste vermoeden, beschouwd werden.

Een dergelijke redenering is gewoonweg ontoelaatbaar op juridisch vlak – alleszins bij gebrek aan een wettelijk kader – en M. Kurz weet dat zeer goed : inderdaad, hoe kan hij zijn beslissing motiveren als hij hem niet laat berusten op een bundel vermoedens, maar op een vermoeden dat zelf berust op een ander vermoeden ?

Vanwaar het grote dilemma, want de rechtspraak zal ongenadig zijn : moet men een vermeende schuldige vrijspreken en zodoende een enorme bres slaan in het geneeskundig controlemechanisme of zal men met minachting van het recht toch overgaan tot een veroordeling…

Download : Tussenvonnis.pdf

No Comments »

De Raad van state heeft definitief de extrapolatiemethode onderuit gehaald

30/01/2014 by Dr R. BOURGUIGNON en LTH D. HATZKEVICH

Na het Arrest van de Raad van State van 7 mei 2013 dachten sommigen – onder wie Laurette Onkelinx – dat de extrapolatiemethode zoals toegepast door de DGEC nog mooie dagen in het vooruitzicht had.

Wij hebben trouwens, in ons News van 13 december 2013 met de titel « Het « proces van de extrapolatie » heeft heden, 12 december 2013, plaatsgevonden » bericht uitgebracht over een hoorzitting van « na het einde van de extrapolatie ».

In zijn rapport in een andere zaak, maar veel wetenschappelijker benaderd door Securimed tussen 2009 en 2012, heeft de Auditeur van de Raad van State, Denis Delvax, letterlijk deze methode onderuit gehaald, en als « onwettig » bestempeld ».

Securimed heeft zich zelfs de moeite getroost om een professor biostatistiek van de ULB te vragen om zijn mening te geven over de extrapolatie zoals ze gehanteerd werd door de DGEC.

Deze laatste heeft trouwens door onoplettendheid toegegeven – en vrij laat in de loop van de procedure – dat de « reguliere » gevallen uitgesloten waren uit de steekproef, en dat de extrapolatiecoëfficiënt bepaald was op basis van de gevallen die een « inbreuk » uitmaakten.

Met andere woorden, er stelde zich ook de vraag over de eerlijkheid van de DGEC zelf…

In dien mate dat negen keer op de tien de Raad van State het advies van de Auditeur volgt, zal weldra alweer een beslissing van Philipe Laurent gecasseerd worden, en de zaak teruggestuurd naar de Kamer van beroep, maar anders samengesteld.

Deze nieuwe beslissing van het hoge administratieve rechtscollege zal al hen met hardheid logenstraffen die – net als Michel Devriese – zorgverstrekkers veroordeeld hebben zonder achting voor de wettigheid van hun eigen beslissingen…

Download : Verslag van de Auditeur.pdf

No Comments »

Preciseringen betreffende de verstrekkingen 102933 en 102992

29/01/2014 by Dr R. BOURGUIGNON

VRAAG :

Ik wens u een gelukkig 2014 en stel u ineens ook twee vragen betreffende de NGV codes 102933 en 102992 :

a) moet het RIZIVnr van de voorschrijvende geneesheer vermeld worden op het GVVH waar één dezer codes op voorkomt ?

b) zijn deze verstrekkingen tevens toegankelijk voor de neuroloog bij wie de patiënt in behandeling is ? Anders gezegd, is het « zelf-voorschrijven » toegestaan in dit geval ?

Rappel van de Nomenclatuur :

102933   Gespecialiseerd diagnostisch bilan voor dementie door een geneesheer-specialist in de neurologie, in de psychiatrie of in de geriatrie, met een schriftelijk verslag N 30

102992  Gespecialiseerd diagnostisch bilan voor dementie door een geneesheer-specialist in de neurologie, in de psychiatrie of in de geriatrie, geaccrediteerd, met een schriftelijk verslag N 30 + Q 30

De verstrekkingen 102933 en 102992 zijn enkel aanrekenbaar mits een gemotiveerde schriftelijke verwijzing door de behandelende huisarts of geneesheer-specialist en voor een patiënt met een vermoeden van beginnende dementie.

Elk van de verstrekkingen 102933 en 102992 kan slechts samen met de verstrekking 477573 worden aangerekend.

Beide verstrekkingen worden op hetzelfde getuigschrift voor verstrekte hulp vermeld.

De verstrekkingen 102933 en 102992 omvatten de evaluatie van het neuropsychologisch onderzoek (verstrekking 477573) en van de verschillende bijkomende technische onderzoeken in de medische beeldvorming, de klinische biologie of in de psychiatrie, voor zover deze noodzakelijk zijn.

Het schriftelijk verslag aan de voorschrijvende behandelende geneesheer bevat het resultaat van de uitgevoerde onderzoeken, de diagnose en een behandelingsplan met een voorstel voor eventuele medicamenteuze behandeling, ondersteuning van de mantelzorg, psychosociale opvolging en eventuele psychocognitieve revalidatie.

De verschillende elementen worden aan het medisch dossier van de rechthebbende toegevoegd.

Slechts één van de beide verstrekkingen, 102933 of 102992, kan per rechthebbende vergoed worden en dit slechts eenmaal.

De verstrekkingen 102933 en 102992 mogen geen van beiden gecumuleerd worden met de verstrekking 102233

ANTWOORD (van het RIZIV) :

Hierbij een uittreksel van een antwoord dat de werkgroep voor interpretatie van de Nomenclatuur gegeven heeft op 5 januari 2011 (en waarop hij zich beroepen heeft in zijn antwoord van 24 januari 2012) :

Vraag 1 :

Als neuroloog stelt u de volgende vragen betreffende « 102933 en 102992 die enkel attesteerbaar zijn mits gemotiveerd voorschrift van de huisarts of van de behandelende specialist bij een patiënt bij wie men een beginnende dementie vermoed ».

a) Betekent dit dat ik als neuroloog deze verstrekkingen enkel mag attesteren bij een patiënt indien een andere geneesheer (huisarts of specialist) mij er schriftelijk om vraagt, en dat deze aanvraag in het dossier bewaard moet worden ?

b) Ik zal ze dus niet bij een patiënt mogen attesteren die zich spontaan aanbiedt op mijn raadpleging van neurologie met cognitieve klachten en die om een bilan vraagt ?

c) Vermits ik enkel op schriftelijke aanvraag mag attesteren uit hoofde van een andere geneesheer (huisarts of specialist) vermoed ik dat er geen restrictief criterium is voor deze vragende geneesheer, in de veronderstelling dat hij de patiënt onder zijn hoede had : kan het een andere neuroloog zijn en/of van een ander lid van de dienst of het raadplegingscentrum dan dat waar ik praktijk voer ?

Antwoord 1 :

De verstrekkingen 102933 en 102992 zijn enkel attesteerbaar op basis van een gemotiveerd voorschrift van de huisarts of van de behandelende specialist voor een patiënt bij wie men een beginnende dementie vermoed.

a) Inderdaad, u kan enkel attesteren op basis van een gemotiveerde aanvraag door een huisarts of een behandelend geneesheer specialist (geriater, internist, psychiater, eventueel ook een neuroloog…).

U dient deze aanvraag in het dossier van de zieke bewaren.

b) Neen. In deze omstandigheden is er geen gemotiveerde aanvraag door een behandelend geneesheer.

c) Voor zover dat hij de behandelende geneesheer is van de patiënt, is er geen bezwaar dat deze geneesheer in het zelfde centrum werkt waar u praktijk voert.

Er is geen verplichting om de voorschrijver op het GVVH te vermelden, maar het ziekenfonds heeft steeds het recht om inlichtingen te vragen om na te gaan of alle voorwaarden voor terugbetaling vervuld zijn.

Daarenboven, de notie « voorschrift » impliceert dat het komt van een andere geneesheer, en sluit dus het zelf voorschrijven uit.

No Comments »

KB 10.10.1986

16/01/2014 by admin

J U S T E L     –     Geconsolideerde wetgeving
Einde Eerste woord Laatste woord Wijziging(en) Aanhef
Inhoudstafel 32 uitvoeringbesluiten 32 gearchiveerde versies
Einde Franstalige versie
belgiëlex . be     –     Kruispuntbank Wetgeving
Raad van State

Titel
10 OKTOBER 1986. – [Koninklijk besluit van 10 oktober 1986 tot uitvoering van artikel 53, § 1, negende lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994]. <Opschrift vervangen door KB 2006-12-08/41, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-03-1987 en tekstbijwerking tot 20-12-2013)

Bron : SOCIALE VOORZORG
Publicatie : 28-10-1986 nummer : 1986022344 bladzijde : 14725
Dossiernummer : 1986-10-10/30
Inwerkingtreding : 01-01-1987

Inhoudstafel Tekst Begin
Art. 1-4, 4bis, 5-8

Tekst Inhoudstafel Begin
Artikel 1. Onder derdebetalersregeling wordt verstaan de betalingswijze waarbij de zorgverstrekker, dienst of inrichting de betaling van de in het kader van de verplichte ziekteverzekering verschuldigde tegemoetkoming rechtstreeks ontvangt van de verzekeringsinstelling waarbij de rechthebbende, aan wie de geneeskundige verstrekkingen werden verleend, is aangesloten of ingeschreven.

Art. 2.In het kader van de derdebetalersregeling worden de factureringsstukken, hetzij door de zorgverstrekker, de dienst of de inrichting zelf, hetzij door een hiertoe, op grond van door Ons bepaalde criteria door de Minister die de sociale voorzorg onder zijn bevoegdheden heeft, erkende factureringsdienst, overgemaakt aan de verzekeringsinstellingen, volgens de administratieve modaliteiten uitgewerkt door het (Verzekeringscomité) van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. <KB 1993-07-02/32, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
De betaling geschiedt uiterlijk binnen de twee maanden na het einde van de maand tijdens dewelke de stukken die nodig zijn voor de facturering door de verzekeringsinstelling werden ontvangen. ([2 Evenwel, in geval van geneeskundige verstrekkingen verleend door algemeen geneeskundigen, geschiedt de betaling binnen de dertig dagen volgend op de dag waarop de stukken door de verzekeringsinstelling werden ontvangen, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door het Verzekeringscomité.]2) De betalingsmodaliteiten worden uitgewerkt door het (Verzekeringscomité) van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. <KB 1993-07-02/32, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-08-1993> <KB 2007-04-27/48, art. 1, 1°, 020; Inwerkingtreding : 25-05-2007>
Voor zover de stukken die nodig zijn voor de facturering werden ingediend overeenkomstig de bepalingen van het eerste lid, geeft het niet betalen binnen de in het tweede lid bepaalde termijn aanspraak op verwijlintresten waarvan de intrestvoet overeenkomt met deze van de kaskredieten van de [1 Europese centrale bank]1 op de datum waarop de betalingstermijn verstreek. Deze verwijlintresten zijn evenwel niet verschuldigd indien de vertraging toe te schrijven is aan het niet tijdig overmaken van de maandelijkse voorschotten bedoeld in ((artikel 202 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994)) <KB 1993-07-02/32, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-08-1993> <KB 2001-05-08/30, art. 1, 013; ED : 17-06-2001>
(De verzekeringsinstellingen maken jaarlijks de gegevens met betrekking tot het volume en de gefactureerde bedragen van de geneeskundige verstrekkingen verleend door algemeen geneeskundigen, bedoeld in het artikel 6, eerste lid, 1°, waarvoor de derdebetalersregeling werd toegepast op grond van het artikel 6, tweede lid, 5° tot 9°, aan het Rijksinstituut voor ziekte -en invaliditeitsverzekering over. De modaliteiten met betrekking tot het overmaken van deze gegevens worden uitgewerkt door het Verzekeringscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.) <KB 2007-04-27/48, art. 1, 2°, 020; Inwerkingtreding : 25-05-2007>
———-
(1)<KB 2009-02-09/31, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2009>
(2)<KB 2011-11-13/04, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art. 3. De derdebetalersregeling wordt toegepast op het vlak van de verzekeringsinstelling, behoudens indien de verzekeringsinstelling hiertoe uitdrukkelijk mandaat verleent aan haar verbonden of gewestelijke diensten.

Art. 4.De verzekeringstegemoetkomingen voor andere dan de bij de hiernavolgende artikelen bedoelde geneeskundige verstrekkingen kunnen het voorwerp uitmaken van een derdebetalersregeling onder de modaliteiten zoals die zijn vastgesteld bij de in titel III, (hoofdstuk V van de voornoemde gecoördineerde wet) bedoelde akkoorden en overeenkomsten, of bij gebrek aan dergelijke akkoorden of overeenkomsten, bij bijzonder contract tussen de verzekeringsinstelling en de zorgverstrekker. <KB 2001-05-08/30, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 17-06-2001>
[1 In afwijking van het eerste lid, kan de derdebetalersregeling steeds worden toegepast voor de verzekeringstegemoetkoming in de kost van de revalidatieverstrekkingen bedoeld [2 in de hoofdstukken I, V, [5 …]5 en VII]2 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 januari 1991, tot vaststelling van de nomenclatuur van de revalidatieverstrekkingen bedoeld in artikel 23, § 2, tweede lid van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, tot vaststelling van de honoraria en prijzen van die verstrekkingen en tot vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming in die honoraria en prijzen.]1
[3 In afwijking van het eerste lid, kan de derdebetalersregeling worden toegepast voor het betalen van de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van het ambulancevervoer in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening, bedoeld in het koninklijk besluit van 26 april 2009 tot uitvoering van artikel 34, eerste lid, 28°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, [6 volgens de modaliteiten vastgesteld bij bijzonder contract tussen de verzekeringsinstellingen en de diensten voor ambulancevervoer]6 .]3
[4 In afwijking van het eerste lid, kan de derdebetalersregeling ook worden toegepast voor de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van een klinisch gevalideerde bloeddrukmeter afgeleverd aan de rechthebbenden door een leverancier erkend in het kader van het koninklijk besluit van 24 oktober 2002 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen tegemoetkomt in de kosten van de verstrekkingen bedoeld in artikel 34, eerste lid, 20°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.]4
[5 In afwijking van het eerste lid, kan de derdebetalersregeling ook worden toegepast voor de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van bloedglucosemeters, lancethouders, glucose-controlestrips en lancetten bedoeld in het eerste deel, hoofdstuk III, afdeling 2 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2002 tot vaststelling van de procedures, termijnen en voorwaarden waaronder de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen tegemoetkomt in de kosten van de verstrekkingen bedoeld in artikel 34, eerste lid, 20°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en afgeleverd aan de rechthebbenden door een erkende leverancier.]5
———-
(1)<KB 2010-01-31/14, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-06-2009>
(2)<KB 2012-09-03/04, art. 1, 1°, 030; Inwerkingtreding : 01-10-2012>
(3)<KB 2012-04-24/06, art. 1, 029; Inwerkingtreding : 01-06-2012>
(4)<KB 2012-09-03/04, art. 1, 2°, 030; Inwerkingtreding : 01-12-2011>
(5)<KB 2013-08-30/21, art. 1, 032; Inwerkingtreding : 01-04-2013>
(6)<KB 2013-12-15/13, art. 1, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 4bis.<Ingevoegd bij KB 1992-08-19/51, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-10-1992> De toepassing van de derdebetalersregeling voor de betaling van de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van de geneeskundige verstrekkingen, andere dan die bedoeld in de artikelen 5 en 6, die worden verleend door geneesheren en tandheelkundigen, kan geschieden overeenkomstig de in dit artikel bepaalde regelen.
§ 1. De toekenning van de derdebetalersregeling is in hoofde van de zorgverstrekker aan de volgende voorwaarden onderworpen :
1° (Op het ogenblik van zijn aanvraag mag de zorgverstrekker geen weigering tot toetreding tot het jongste akkoord bedoeld in Titel III, (hoofdstuk V van de voornoemde gecoördineerde wet) betekend hebben. Onverminderd de bepalingen van de vorige zin mag de verstrekker die tot een akkoord toetreedt, onder voorwaarden inzake tijd en plaats de derdebetalersregeling toepassen voor de verstrekkingen die worden verricht in het raam van zijn verbonden activiteit. <KB 2001-05-08/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 17-06-2001>
Evenwel, kan de derdebetalersregeling worden toegepast door de zorgverstrekker, die heeft geweigerd toe te treden tot het akkoord voor de verstrekkingen verleend in het raam van een georganiseerde wachtdienst.) <KB 1993-01-12/30, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 20-01-1993>
2° De zorgverstrekker dient de derdebetalersregeling toe te passen voor alle rechthebbenden en voor alle verstrekkingen waarvoor deze regeling is toegestaan en die verricht worden in eenzelfde aktiviteitencentrum.
3° Gedurende een periode van drie jaar voorafgaand aan zijn aanvraag, mag de zorgverstrekker niet het voorwerp hebben uitgemaakt van :
a) [1 een definitieve beslissing van het Comité van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle of van de Kamer van beroep zoals bedoeld in art. 155, § 6 van de voornoemde gecoördineerde wet die hem verplicht tot het betalen van een administratieve boete en/of het terugbetalen van de waarde van de niet-verschuldigde verstrekkingen met toepassing van het artikel 146bis van de voornoemde gecoördineerde wet;]1
b) een definitieve strafrechtelijke veroordeling, verband houdend met onregelmatigheden ten laste van de ziekte- en invaliditeitsverzekering;
c) een definitieve beslissing van de schorsing van het recht om de geneeskunst uit te oefenen van ten minste vijftien dagen, uitgesproken door de bevoegde Raad van de Orde der geneesheren, verband houdend met een ongeoorloofde verdeling van erelonen of overkonsumptie.
De periode van drie jaar vangt aan de dag waarop de definitieve sanctie, veroordeling of beslissing is uitgesproken.
[1 vorig 4° opgeheven]1
[1 4°]1 De zorgverstrekker mag noch zelf, noch via iemand anders, noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks reclame maken rond de toekenning van de derdebetalersregeling.
§ 2. Behoudens indien in de akkoorden, bedoeld in Titel III, (Hoofdstuk V, van de voornoemde gecoördineerde wet) andere modaliteiten zijn vastgesteld, is de zorgverstrekker ertoe gehouden op het ogenblik van de raadpleging of van de verstrekking of, indien het getuigschrift betrekking heeft op verschillende verstrekkingen, ten laatste op het ogenblik dat hij het getuigschrift voor verstrekte hulp opstelt voor de verzekeringsinstelling, aan de rechthebbende een kwijting of ereloonnota af te leveren met vermelding van het bedrag dat ten laste dient te worden genomen door de patiënt en van het bedrag dat ten laste dient te worden genomen door de verzekeringsinstelling. <KB 2001-05-08/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 17-06-2001>
Deze kwijting of ereloonnota moet de verstrekkingen vermelden met verwijzing naar het nummer van de nomenclatuur der geneeskundige verstrekkingen, bedoeld in (artikel 35 van de voornoemde gecoördineerde wet) evenals de datum waarop de verstrekking werd verleend. <KB 2001-05-08/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 17-06-2001>
Het (Verzekeringscomité) van de Dienst voor geneeskundige verzorging kan een verplicht model van kwijting of ereloonnota opstellen. <KB 1993-07-02/32, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
§ 3. Behoudens indien in de akkoorden, bedoeld in Titel III, (Hoofdstuk V van de voornoemde gecoördineerde wet), andere modaliteiten zijn vastgesteld, dient de zorgverstrekker die de derdebetalersregeling wenst toe te passen, met een ter post aangetekend schrijven een aanvraag in te dienen bij elke verzekeringsinstelling of bij een door hen aangeduid gemeenschappelijk secretariaat. <KB 2001-05-08/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 17-06-2001>
De verzekeringsinstellingen onderzoeken gezamenlijk of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden gesteld bij dit besluit. Zij geven de verzorgingsverstrekker met een ter post aangetekende brief kennis van hun beslissingen binnen 60 dagen na de datum van indiening van de aanvraag, waarbij de poststempel bewijskracht heeft.
De derdebetalersregeling wordt ten vroegste toegepast vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op de betekening van de beslissing.
De zorgverstrekker zal met een ter post aangetekende brief gericht aan alle verzekeringsinstellingen samen een einde kunnen maken aan zijn toetreding mits inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maand, die ingaat de eerste dag van de maand volgend op deze van de verzending.
§ 4. De toekenning van de derdebetalersregeling neemt een einde ten gevolge van de gemotiveerde beslissing van de verzekeringsinstellingen :
1° (indien de verzorgingsverstrekker kennis geeft van een weigering tot toetreding tot het jongste akkoord, bedoeld in Titel III, (Hoofdstuk V van de voornoemde gecoördineerde wet).) Bij ontstentenis van de inwerkingtreding van een akkoord dat is gesloten tussen eensdeels de representatieve beroepsorganisaties van de geneesheren of van de tandhgeelkundigen en anderdeels de verzekeringsinstellingen, of van het document bedoeld in (artikel 51, § 1, zesde lid, 2° van de voornoemde gecoördineerde wet), blijven de lopende derdebetalersovereenkomsten gelden, behoudens collectieve opzegging door alle verzekeringsinstellingen samen. <KB 1993-01-12/30, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 20-01-1993> <KB 2001-05-08/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 17-06-2001>
2° [1 indien de zorgverlener het voorwerp uitmaakt van een definitieve beslissing of sanctie, zoals opgesomd in § 1, 3°, a), b) of c).]1
De verzekeringsinstellingen geven de zorgverstrekker kennis van hun beslissingen met een ter post aangetekende brief.
De zorgverstrekker kan zijn aanvraag opnieuw indienen zodra hij opnieuw voldoet aan de voorwaarden van § 1.
§ 5. Het genot van de derdebetalersregeling kan bovendien worden ingetrokken voor een periode van maximum zes maanden wanneer het een eerste inbreuk betreft of in geval van herhaling binnen twee jaar na het einde van de intrekkingsperiode, voor een nieuwe periode van maximum drie jaar als de vorige intrekking liep over een periode van zes maanden, indien :
1° de zorgverstrekker een inbreuk heeft gepleegd op de bepalingen van een akkoord zoals bedoeld in § 1, 1°;
2° de zorgverstrekker de bepalingen van § 1, 2° en [1 4°, van § 2 of van § 9, tweede lid]1 niet heeft nageleefd.
De verzekeringsinstellingen stellen de zorgverstrekker middels een ter post aangetekend schrijven in kennis van hun voornemen om de derdebetalersregeling in te trekken.
De zorgverstrekker beschikt over vijftien dagen, te rekenen vanaf de verzending van deze brief, om zijn bemerkingen kenbaar te maken aan de verzekeringsinstellingen. Binnen de twee maand volgend op het verstrijken van dit termijn, delen de verzekeringsinstellingen door middel van een ter post aangetekende brief hun met redenen omklede beslissing aan de zorgverstrekker mee, zij vermelden daarbij de duur van de maatregel.
§ 6. De beslissingen bedoeld in §§ 3, 4 en 5 worden collegiaal genomen. Zij vereisen de instemming van minstens twee derde van de verzekeringsinstellingen. Zij worden met een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de zorgverstrekker.
§ 7. De beslissingen inzake het toekennen van de derdebetalersregeling genomen krachtens de bepalingen van § 1, en de beslissingen inzake het intrekken van de derdebetalersregeling genomen krachtens de bepalingen van § 4 of § 5 van dit artikel, treden onverminderd § 3, derde lid, in werking de eerste dag van de tweede maand welke volgt op die van de verzending van de aangetekende brief met de betekening van de beslissing. Tegen die beslissingen kan binnen één maand na de kennisgeving ervan worden opgekomen bij de arbeidsrechtbank.
[§ 8. In afwijking van de bepalingen van § 1 tot en met § 7, kan de derdebetalersregeling steeds worden toegepast door de zorgverlener voor de rechthebbenden die zich bevinden in één van de situaties, omschreven in artikel 6, tweede lid] [1 , onverminderd het bepaalde in 5°, derde lid,]1 [alsook voor de verstrekkingen geleverd in het kader van een huisartsenwachtdienst, georganiseerd overeenkomstig afdeling II van Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen.] <KB 2003-04-08/67, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 15-05-2003> <KB 2007-04-27/48, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 25-05-2007>
(§ 9. In afwijking van de bepalingen van § 1 tot en met § 7, mag elke rechthebbende tot de [2 18de]2 verjaardag de toepassing vragen van de derdebetalersregeling voor de geneeskundige verstrekkingen vermeld in artikel 5, § 1, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Wanneer de tandheelkundige de toepassing van de derdebetalersregeling aanvaardt, is hij ertoe gehouden de tarieven te respecteren zoals die zijn vastgesteld in het laatste akkoord bedoeld in titel III, hoofdstuk V, afdeling II, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.) <KB 2005-12-06/40, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
(1)<KB 2009-02-09/31, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2009>
(2)<KB 2009-03-20/40, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-05-2009>

Art. 5. Onder voorbehoud van de bepaling van artikel 6 is het toepassen van de derdebetalersregeling verplicht voor het betalen van :
– de verzekeringstegemoetkoming in de verpleegdagprijs en de hiermee gelijkgestelde verstrekkingen;
– de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van alle geneeskundige verstrekkingen die verleend worden tijdens een hospitalisatie.
– (de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van de verstrekkingen inzake klinische biologie, verleend aan niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden en bedoeld in de artikelen 3, § 1, A, II en C, I, 18 § 2, B, e) en 24 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, en in artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 24 september 1992 tot vaststelling van de nadere regelen betreffende de forfaitaire honoraria voor sommige verstrekkingen inzake klinische biologie, verleend aan niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden, alsmede de onderaanneming van deze verstrekkingen, als die verstrekkingen zijn uitgevoerd in laboratoria voor klinische biologie waarvoor de verzekeringsinstellingen de bedragen van de verzekeringstegemoetkomingen als waarborg inhouden overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 februari 1995 tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regelen overeenkomstig welke de verzekeringsinstellingen met toepassing van artikel 61 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 bedragen van de verzekeringstegemoetkomingen voor verstrekkingen verleend in de laboratoria voor klinische biologie die aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering bedragen verschuldigd, als waarborg kunnen inhouden.) <KB 1995-03-07/45, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-1995>
(- de verzekeringstegemoetkoming in de kosten van de verstrekkingen 450192 en 450214 in het kader van de georganiseerde mammografische borstkankerscreening zoals bedoeld in artikel 17, § 1, 1°bis van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit van 14 september 1984.) <KB 2002-05-14/41, art. 1, 014; ED : 01-04-2002>

Art. 6.<KB 1987-03-10/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1987 behalve 3° van lid 1 : 27-03-1987> Het toepassen van de derdebetalersregeling is verboden voor de betaling van de verzekeringstegemoetkoming :
1° in de kosten van alle geneeskundige verstrekkingen bedoeld in hoofdstuk II van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
2° in de overeenkomstig de bepalingen van (artikel 50 van de voornoemde gecoördineerde wet) vastgestelde reiskosten; <KB 2001-05-08/30, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 17-06-2001>
3° (in de kosten van de geneeskundige verstrekkingen vermeld onder de nummers 0401-301011 en 0404-301033 in artikel 5, § 2 van de bijlage bij het vorenbedoelde koninklijk besluit van 14 september 1984;) <KB 2005-12-06/40, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
(4° in de kosten van de geneeskundige verstrekkingen, vermeld onder de codenummers die zijn opgenomen in de rubriek  » PREVENTIEVE BEHANDELINGEN  » in (artikel 5, § 2) van de bijlage bij het voornoemd koninklijk besluit van 14 september 1984;) <KB 1997-06-12/35, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-08-1997> <KB 2005-12-06/40, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
(5° in de kosten van de geneeskundige verstrekkingen, verleend aan niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden en vermeld onder de titel  » Radiografieën  » in (artikel 5, § 2) van de bijlage bij bovengenoemd koninklijk besluit van 14 september 1984; <KB 2005-12-06/40, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
6° in de kosten van de geneeskundige verstrekkingen, verleend aan niet in een ziekenhuis opgenomen rechthebbenden en vermeld onder de titel  » Conserverende verzorging  » in (artikel 5, § 2) van de bijlage bij bovengenoemd koninklijk besluit van 14 september 1984, behalve indien die verstrekkingen worden verleend aan rechthebbenden die jonger zijn dan 18 jaar.) <KB 1993-07-02/32, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-08-1993> <KB 2005-12-06/40, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
De bepalingen van het eerste lid zijn evenwel niet van toepassing wanneer deze geneeskundige verstrekkingen verleend werden :
1° in het kader van een akkoord bedoeld in (artikel 52 van de voornoemde gecoördineerde wet); <KB 2001-05-08/30, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 17-06-2001>
2° in centra voor geestelijke gezondheidszorg, centra voor gezinsplanning en sexuele voorlichting en centra voor opvang van toxicomanen;
3° in inrichtingen gespecialiseerd in het verzorgen van kinderen, bejaarden of mindervaliden;
4° aan rechthebbenden die tijdens de behandeling overlijden of zich in comateuse toestand bevinden;
5° aan rechthebbenden die zich in een [1 occasionele]1 individuele financiële noodsituatie bevinden;
[1 Voor de verstrekkingen uit artikel 5 van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit van 14 september 1984, gebeurt dit op vraag van de patiënt, gestaafd met een door de patiënt eigenhandig opgemaakte en ondertekende verklaring op erewoord, waarin staat dat hij verkeert in een situatie waarin de reglementering de toepassing van de derdebetalersregeling mogelijk maakt. Deze verklaring wordt aan het getuigschrift toegevoegd.]1
[1 Het verlenen van geneeskundige verstrekkingen via de derdebetalersregeling aan de rechthebbenden die zich in een occasionele individuele financiële noodsituatie bevinden is evenwel niet mogelijk voor de verstrekkingen verleend door tandheelkundigen van wie de derdebetalersregeling met toepassing van artikel 4bis, § 5, 1°, werd ingetrokken en dit voor de duur van de intrekking.]1
6° (aan de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, bedoeld in artikel 37, §§ 1 en 19 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 alsmede aan de gerechtigden, bedoeld in artikel 32, eerste lid, 13° en 15° van dezelfde wet en hun personen ten laste, indien zij de verhoogde tegemoetkoming genieten;) <KB 2004-04-25/53, art. 1, 016; ED : 01-01-2002>
(7° aan gerechtigden en aan de personen te hunnen laste die, omdat het jaarlijks bruto belastbaar gezinsinkomen niet hoger is dan het bedrag bedoeld in (artikel 14, § 1, 4° van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie), vrijgesteld zijn van bijdrageplicht overeenkomstig artikel 134 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.) <KB 2001-05-08/30, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 17-06-2001> <KB 2003-04-08/67, art. 2, 015; ED : 01-10-2002>
(8° aan de rechthebbenden die voor het toepassen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecontroleerde werklozen zijn, die sedert ten minste zes maanden de hoedanigheid hebben van volledig werkloze als bedoeld in de reglementering betreffende de werkloosheid en in de zin van laatstgenoemde reglementering de hoedanigheid hebben van werknemer met gezinslast of van alleenstaande, alsmede de personen die te hunnen laste zijn;) <KB 2004-04-25/53, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
9° (aan de rechthebbenden die voldoen aan de medisch-sociale voorwaarden om recht te geven op de verhoogde kinderbijslag overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of overeenkomstig artikel 20 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslagen ten voordele van de zelfstandigen en van de personen die te hunnen laste zijn.) <KB 2006-08-05/46, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-05-2003>
[2 Het toepassen van de derdebetalersregeling is evenmin verboden indien de rechthebbende uitdrukkelijk verzoekt om de toepassing van die regeling voor de verstrekkingen vermeld onder de nummers 102771, 102395 en 102852 in artikel 2 van de bijlage bij het voornoemd koninklijk besluit van 14 september 1984. Elke rechthebbende kan verzoeken om de toepassing van de derdebetalersregeling voor de voornoemde verstrekkingen en indien de rechthebbende erom verzoekt, kan de geneesheer deze toepassing niet weigeren. Als de derdebetalersregeling wordt toegepast voor de verstrekkingen 102771 of 102395 moet het ook voor de raadpleging of bezoek tijdens dewelke de rechthebbende aan zijn arts heeft verzoekt zijn globale medisch dossier te beheren of heeft met zijn arts de preventiemodule doorlopen..]2
[2 De toepassing van de derdebetalersregeling voor de verstrekking 102395 wordt slechts toegestaan gedurende een vooraf bepaalde proefperiode van beperkte duur, namelijk van 1 april 2011 tot en met 31 december [4 2013]4.]2
[3 De toepassing van de derdebetalersregeling is evenmin verboden voor de verstrekkingen 109045, 109060 en 109082.]3
(De toepassing van de derdebetalersregeling is evenmin verboden wanneer de verstrekkingen worden geleverd in het kader van een huisartsenwachtdienst, georganiseerd overeenkomstig afdeling II van Hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen.) <KB 2007-04-27/48, art. 13, 020; Inwerkingtreding : 25-05-2007>
De modaliteiten waaronder uitzondering op het verbod tot toepassen van de derdebetalersregeling kan worden toegestaan, worden uitgevaardigd door het (Verzekeringscomité) van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. <KB 1993-07-02/32, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
———-
(1)<KB 2009-02-09/31, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 01-03-2009>
(2)<KB 2011-02-09/07, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
(3)<KB 2011-11-30/19, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 01-02-2012>
(4)<KB 2013-02-19/09, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art. 7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1987.

Art. 8. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Aanhef Tekst Inhoudstafel Begin
Gelet op de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, inzonderheid op artikel 34quater, vierde lid, ingevoegd door het koninklijk besluit nr. 408 van 18 april 1986;
Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, uitgebracht op 22 en 29 september 1986;
…..
Gelet op de dringende noodzakelijkheid;
Overwegende dat omwille van een doeltreffende werking van de Rijksadministratie de publikatie van dit besluit binnen de kortst mogelijke tijd noodzakelijk is;
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
…..
<Verslag aan de Koning, B.S. 28-10-1986, bz. 14725-14726>

Wijziging(en) Tekst Inhoudstafel Begin
BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 15-12-2013 GEPUBL. OP 20-12-2013
    (GEWIJZIGD ART. : 4)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 30-08-2013 GEPUBL. OP 11-09-2013
    (GEWIJZIGD ART. : 4)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 19-02-2013 GEPUBL. OP 28-03-2013
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 03-09-2012 GEPUBL. OP 14-09-2012
    (GEWIJZIGD ART. : 4)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 24-04-2012 GEPUBL. OP 11-05-2012
    (GEWIJZIGD ART. : 4)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 30-11-2011 GEPUBL. OP 23-12-2011
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 13-11-2011 GEPUBL. OP 23-11-2011
    (GEWIJZIGD ART. : 2)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 09-02-2011 GEPUBL. OP 03-03-2011
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 15-11-2010 GEPUBL. OP 15-12-2010
    (GEWIJZIGD ART. : 4)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 31-01-2010 GEPUBL. OP 06-12-2010
    (GEWIJZIGD ART. : 4)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 20-03-2009 GEPUBL. OP 16-04-2009
    (GEWIJZIGD ART. : 4BIS)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 09-02-2009 GEPUBL. OP 23-02-2009
    (GEWIJZIGDE ART. : 2; 4BIS; 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 26-05-2008 GEPUBL. OP 30-05-2008
    (GEWIJZIGD ART. : 4BIS)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 27-04-2007 GEPUBL. OP 15-05-2007
    (GEWIJZIGDE ART. : 2; 4BIS; 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 08-12-2006 GEPUBL. OP 27-12-2006
    (GEWIJZIGDE ART. : OPSCHRIFT; 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 05-08-2006 GEPUBL. OP 23-08-2006
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 06-12-2005 GEPUBL. OP 16-12-2005
    (GEWIJZIGDE ART. : OPSCHRIFT; 4BIS; 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 25-04-2004 GEPUBL. OP 13-05-2004
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 08-04-2003 GEPUBL. OP 15-05-2003
    (GEWIJZIGDE ART. : 4BIS; 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 14-05-2002 GEPUBL. OP 27-06-2002
    (GEWIJZIGD ART. : 5)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 08-05-2001 GEPUBL. OP 07-06-2001
    (GEWIJZIGDE ART. : 2; 4; 4BIS; 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 29-04-1999 GEPUBL. OP 27-05-1999
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • 1998022878; 1998-01-15

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 10-11-1997 GEPUBL. OP 15-01-1998
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • BEELD

  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 12-06-1997 GEPUBL. OP 08-07-1997
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 25-02-1996 GEPUBL. OP 07-05-1996
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 15-05-1995 GEPUBL. OP 26-09-1995
    (GEWIJZIGD ART. : OPSCHRIFT)
  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 07-03-1995 GEPUBL. OP 01-06-1995
    (GEWIJZIGD ART. : 5)
  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 02-07-1993 GEPUBL. OP 17-07-1993
    (GEWIJZIGDE ART. : OPSCHRIFT; 2; 4BIS; 6)
  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 12-01-1993 GEPUBL. OP 20-01-1993
    (GEWIJZIGD ART. : 4BIS)
  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 19-08-1992 GEPUBL. OP 12-09-1992
    (GEWIJZIGDE ART. : 4BIS; 6)
  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 02-01-1991 GEPUBL. OP 29-01-1991
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 29-12-1988 GEPUBL. OP 17-01-1989
    (GEWIJZIGD ART. : 6)
  • KONINKLIJK BESLUIT VAN 10-03-1987 GEPUBL. OP 17-03-1987
  • Begin Eerste woord Laatste woord Wijziging(en) Aanhef
    Inhoudstafel 32 uitvoeringbesluiten 32 gearchiveerde versies
    Franstalige versie

    No Comments »

    Bart De Wever « quasi zeker » op Kamerlijst N-VA

    05/01/2014 by admin

    (Belga) N-VA-voorzitter Bart De Wever staat « quasi zeker » op de Kamerlijst van zijn partij bij de verkiezingen van 25 mei. Dat heeft hij vandaag gezegd in VTM Nieuws. « Ik moet nog met mijn partij overleggen, maar in mijn hoofd is het quasi zeker », zo stelde de burgemeester van Antwerpen.

    De Wever herhaalde dat de grote uitdaging bij de verkiezingen op het federale niveau ligt. « Ofwel gaat de regering verder (…) allicht zonder meerderheid aan Vlaamse kant, ofwel komt N-VA in de regering en wordt er uit een ander vaatje getapt », betoogde De Wever, die op zoek gaat naar « een sterk mandaat voor een ander soort regering met een ander model. Volgens De Wever zullen er met N-VA in de federale regering keuzes gemaakt worden die pijn doen, maar de welvaart op lange termijn veiligstellen, zoals de beperking van werkloosheidsuitkeringen in de tijd. « We willen onze verantwoordelijkheid opnemen. Niet voor een lange crisis, maar vanaf de eerste dag willen wij een regering maken, als het echt kan zonder de PS en dan zullen we daar ook institutioneel een vervolg aan breien. Mijn handen jeuken ». De Wever richtte zijn pijlen opnieuw naar de Franstalige socialisten. « Als we onze welvaart willen redden, moeten we afscheid nemen van de PS », klonk het. De Wever hekelde onder meer het recente vertrek van bpost-topman Johnny Thijs, die volgens het boegbeeld van de N-VA werd opgevoerd als een « ideologische schietschijf van de PS, met minister Labille die zelf tientallen mandaten heeft gekregen van de PS ». De Wever, die in Antwerpen per jaar een miljoen euro investeert in camerabewaking op straat, pleitte tenslotte ook voor nog meer camera’s om de veiligheid te verzekeren.

    No Comments »

    Recordaantal bedrijven failliet in 2013

    31/12/2013 by admin

    (Belga) In het voorbije jaar zijn 12.306 bedrijven failliet verklaard in België. Dat is het hoogste aantal ooit en 11,35 procent meer dan in 2012, het vorige recordjaar. Dat zegt handelsinformatiekantoor Graydon. Er kwamen 27.912 jobs op de tocht te staan als direct gevolg van de faillissementen.

    Eén op de tachtig actieve bedrijven moest in 2013 de boeken neerleggen. Dat cijfer verbergt echter grote regionale verschillen. In Vlaanderen gaat het om één actieve onderneming op 98, terwijl het in Wallonië om één op de 80 gaat en in Brussel om één op de 45. Alle sectoren zijn volgens Graydon aangetast, maar de ene al meer dan de andere. De horeca spant de kroon met één faillissement per 24 actieve bedrijven. In de transportsector is dat één per 35, binnen de bouw één per 52, binnen de kleinhandel één per 55 en in de groothandel één per 59. Volgens Graydon moeten we voor 2014 rekening houden met een verdere stijging van het aantal faillissementen. « Nu al mogen we ervan uitgaan dat het huidige zwarte recordjaar in 2014 nogmaals zal worden gebroken. Wel zal de scherp stijgende curve die we het laatste jaar waarnamen, geleidelijk aan worden afgetopt. »

    No Comments »

    Het « proces van de extrapolatie » heeft heden 12 december 2013 plaatsgevonden

    15/12/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

    Retroacten

    Na twee administratieve cassaties is tandarts Robert D. op 12 december 2013 voor de derde keer voor de Kamer van Beroep van het RIZIV verschenen, voorgezeten voor de gelegenheid door Dhr Frederic Kurz*.

    Men zal zich nog herinneren aan het arrest van de Raad van State van 7 mei 2013 dat vastlegde dat de methode van extrapolatie onrechtmatig de bewijslast omkeert : de tweede beslissing van de Kamer van beroep van het RIZIV tegen Robert D. werd dus gecasseerd en de zaak werd teruggezonden naar hetzelfde rechtscollege, ditmaal anders samengesteld…

    De feiten brengen ons terug naar het einde van de jaren negentig : tandarts D. en zijn twee medewerkers, Mevr. A. en Dhr. N. maakten het onderwerp uit van een controle die getriggerd werd door een extreem hoog zakencijfer van hun praktijk**.

    De kern van deze zaak betrof een zeer groot aantal gingivectomieën, waarbij de « patiëntensteekproef » – niet meer dan tien – de echtheid ontkende : hierop had de DGEC « geëxtrapoleerd » naar alle gingivectomieën…

    Tandarts D. had opeenvolgend geschreven naar : de geneesheer-inspecteur, naar de provinciale directeur, naar de inspecteur-generaal, dan naar de direteur-generaal van de DGEC (Dr Hepp), en tenslotte naar de administrateur-generaal, en zelfs naar de toenmalige minister van Volksgezondheid !

    Hij had zelfs in uiterst dringende noodzakelijkheid de Raad van State aangesteld om het onderzoek te laten stoppen, hetgeen werd afgewezen, en uiteindelijk heeft hij België verlaten om zich in het Groothertogdom Luxemburg te « verschansen »…

    Verder volgt een hoogst merkwaardige periode waarbij de DGEC – die nochtans toegang heeft tot het Nationaal register – hem hardnekkig aangetekend bleef aanschrijven op het verkeerde adres, ook nog toen de brieven terugkwamen met de vermelding « woont niet meer op het opgegeven adres » !

    Na een eerste veroordeling door het Comité in 2004, werd Robert D. vervolgens een eerste keer veroordeeld door de Kamer van beroep in 2009, deze beslissing werd gecasserd door de Raad van State in 2011, en dan herveroordeeld in 2012 door de beruchte Philippe Laurent.

    Belangrijke precisering die voorzitter Kurz niet nagelaten heeft te vermelden : de procedure was puur burgerlijk van aard, omdat er nooit een boete werd opgelegd aan Robert D., wegens het overschrijden van de termijn van drie jaar.

    Argumentering van de partijen

    De verdediger van Robert D. hield een zeer — te — lang pleidooi, vrij bits, van meer dan een uur en hoofdzakelijk geweid aan de retroacten van deze zaak.

    Daarna was het woord aan de DGEC : gezien het recente arrest van de Raad van State vroeg men zich af welke nieuwe argumenten het RIZIV zou kunnen vinden, vooral als men bedenkt dat het niet meer mogelijk was om het onderzoek over te doen.

    Merkwaardig genoeg waren de rollen omgekeerd : de geneesheer verslaguitbrenger van de DGEC, dokter Benoit Maréchal, kon toch de juiste toon vinden en trachtte meer te overtuigen, dan aan te tonen.

    De juridische basis van zijn argumentering was artikel 1350 van het Burgerlijk wetboek*** betrekkelijk tot de ernstige, nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens.

    En om een bundel van dergelijke vermoedens op een rij te zetten :

    a) het zakencijfer van de praktijk van Robert D was zeer hoog ;

    b) het toepassingspercentage derdebetalers was ook zeer hoog (98%) ;

    c) het aantal stomatologische handelingen, en in het bijzonder gingivectomieën was extreem hoog :

    – 150 insnedes van tandabcessen in 1998, terwijl het nationaal gemiddelde bij 14 per jaar lag

    – 288 gingivectomieën in 1998, terwijl het nationaal gemiddelde 31/jaar bedroeg : +929%****

    – curettages van osteïtis : +700%

    – volledige kroonopbouwen : +1.300% !

    d) ondervraagd bij wijze van PVV hebben de patiënten verklaard dat ze nooit een gingivectomie ondergaan hadden ;

    e) de twee collega’s tandartsen van Robert D., Mevr. A. en Dhr. N. hebben bekend gingivectomieën geattesteerd te hebben terwijl ze in werkelijkheid maar een subgingivale tandsteenverwijdering uitgevoerd hadden ;

    f) daarenboven heeft Robert D. als patiënt (sic) een gingivectomie ondergaan, uitgevoerd door Mevr. A. en heeft deze als echte gingivectomie aangegeven, terwijl de zorgverstrekker zelf toegaf dat het maar om een tandsteenverwijdering handelde ;

    g) voor de geattesteerde curettages toonden de radiografieën geen enkele zone van osteolyse ;

    Einde van de debatten

    De tandartsen bijzitters namen meer dan gewoonlijk deel aan de debatten : een bebaarde bijzitter in zwarte trui vroeg aan de DGEC hoeveel codes tandsteenverwijdering geattesteerd waren door tandarts D. tijdens de gecontroleerde periode, aldus vrij expliciet suggererend dat als dat aantal hoog was, men hiervan zou kunnen afleiden dat de uitgevoerde gingivectomieën wel degelijk reëel waren.

    De DGEC antwoordde dat hij de cijfers niet had…

    De discussie week dan af, raar genoeg, naar de radiografieën die men aan het GVVH moest voegen in geval van wortelkanaalbehandelingen : de bebaarde bijzitter beweerde dat deze radiografieën, gecontroleerd door de raadgevend-geneesheer van het ziekenfonds een « filter » vormden : helaas ! niemand wist wanneer deze verplichting uit de nomenclatuur verdwenen was !

    Wat betreft de twee bijzitters van de ziekenfondsen in trui, ze leken meer op gepensioneerden die wachten op hun trein dan op experts van de Nomenclatuur, ze droegen absoluut niets toe aan de debatten…

    Als laatste kreeg Robert D. het woord, die een betreurenswaardige toon aannam : hij beschuldigde dokter Maréchal ervan om maar een « algemeen geneesheer » te zijn en niets van tandheelkunde af te weten ***** !

    In principe zal de beslissing op 14 januari 2014 worden uitgesproken…
    _____________________
    * Sommigen hebben zich zelfs afgevraagd of het RIZIV over voldoende voorzitters beschikte om te kunnen « volhouden » !
    ** Persoonlijk profiel van Robert D. :
    – 1996 : 7,8 Miljoen BEF
    – 1997 : 8,145 Miljoen BEF
    – 1998 : 9,5 Miljoen BEF, hetzij in huidige waarde zo’n 301.438 euro (zonder rekening te houden van de RG en de niet terugbetaalde handelingen)
    *** Art. 1353. Vermoedens die niet bij de wet zijn ingesteld, worden overgelaten aan het oordeel en aan het beleid van de rechter, die geen andere dan gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende vermoedens zal aannemen, en zulks alleen in de gevallen waarin de wet het bewijs door getuigen toelaat, behalve wanneer tegen een handeling uit hoofde van arglist of bedrog wordt opgekomen.
    **** Zoals altijd kan de DGEC niet rekenen, wat onaanvaardbaar is : de werkelijke overschrijding bedraagt (288-31)/31 = 829% en niet 288/31 = 929% !
    ***** Dokter Maréchal trotseerde deze belediging met opmerkelijke waardigheid en bescheidenheid…

    No Comments »

    Mini-drones, auto’s zonder chauffeur, en « tandarts-cheques »

    12/12/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

    In zijn wekelijkse column heeft Amid Faljaoui het over de volgende aankondiging : Amazon zal misschien uw pakjes in de toekomst komen afleveren… met mini-drones ! Het is niet 1 april en de informatie is correct want ze komt van Jeff Bezos, baas van Amazon, de Amerikaanse reus voor online handel !

    Wat volgt is een lange lijst van technische en juridische hindernissen inherent aan zo’n project, gaande van de botsing in volle vlucht van de mini-drones tot het verbod om over een naburig terrein te vliegen…

    En hij vervolgt met : Vanwaar de experten zich de vraag stellen, hoezo zou een zo goed geïnformeerde zakenman als de baas van Amazon, die perfect op de hoogte is van deze obstakels dan een debat openbaar lanceren, terwijl noch de wetgeving, noch de technologie er 100% op voorbereid zijn ?

    Het antwoord van Wall Street Journal, doorgespeeld door Amid Faljaoui : de baas van Amazon gaat tewerk zoals de bazen van Google als ze het hebben over een auto zonder chauffeur ; ze weten dat het nog te vroeg is, maar ze beïnvloeden nu reeds de publieke opinie en de politiekers om hen voor te bereiden op de nieuwigheid. Ook dat is business, kunstmatig een buzz opwekken om de gemoederen op de verandering voor te bereiden !

    Begin september 2013 hadden we op onze website de nakende komst van de « maaltijdcheque voor tandverzorging » aangekondigd : deze cheque droeg nochtans geen enkele faciale waarde (sic) en werd aanvaard in een enkele, thans nog onbestaande praktijk.

    Maar deze cheque – vreemd genoeg « voucher » gedoopt – moest het aan hen die er niet de middelen toe hebben het mogelijk maken om zich tandverzorging te veroorloven die niet terugbetaald wordt door het RIZIV (kroon- en brugwerk, implantaten, enz) middels een tussenkomst van de werkgever, de patiënt zou een soort « remgeld » betalen.

    Het irrealistisch karakter van zo’n project sprong in het oog : had men zich werkelijk kunnen inbeelden dat een « tandarts-cheque » de maaltijdcheque zou vervangen ? Stelde men zich echt voor dat een werkgever elke maand honderden euro’s zou uitdelen aan jonge werknemers die absoluut geen behoefte hebben in brugwerk of implantaten in titanium ?

    En dat was nog zonder rekening te houden met de huiveringwekkende inspanning bestaande uit de rekrutering van werkgevers en tandartsen die verondersteld worden om deze « tandarts-cheques » respectievelijk te verdelen en te aanvaarden !

    De eerste om erin te vliegen was een (volgens Belga) « zeer opgewekte » Michel Devriese : zonder te willen ingaan op de wenselijkheid om via het RIZIV kronen, bruggen en implantaten al dan niet te laten terugbetalen, heeft hij dadelijk het verbod geëist van de « tandarts-cheques » !

    Enkele maanden later, toen niemand het nog had over de « tandarts-cheques », heeft een zekere Franco Seminara (van de PS) minister Onkelinx (van de zelfde PS) geïnterpelleerd om hun afschaffing te vorderen, wat natuurlijk ingewilligd werd.

    Ook hier, niet het minste woord, niet de minste blik voor hen die deze vaste prothesen, thans voorbehouden aan de happy few, zouden kunnen helpen… de kiezers van Franco Seminara en van Laurette Onkelinx mogen verder leven met deze verschrikkelijke uitneembare kunstharsprothesen*, die de patiënt kwellen en wiens basis regelmatig moet worden aangepast…

    Er zijn echter beleefdere en constructievere mensen, zoals Luc Gustin (MR) die vrij goede vragen stelt aan Laurette Onkelinx : deze laatste heeft zich natuurlijk niet de moeite getroost om te antwoorden.

    We hopen dat in het België van na mei 2014, de beleidsmakers meer gezond verstand zullen te toon spreiden dan de politieke windwijzers à la Laurette Onkelinx, die nadat ze in 2008 gepoogd had om het derdebetalers stelsel af te schaffen het in 2011 wou veralgemenen !

    Wanneer zal de sociale patiënt eens eindelijk recht hebben op terugbetaling van moderne tandheelkunde ?
    ___________________
    * En dan nog moeten ze de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben om van deze gunst vanwege het RIZIV te mogen genieten !

    Download : Frans artikel.pdf

    No Comments »

    Farmareuzen bedriegen kankerpatiënten

    12/12/2013 by admin

    (Belga) Twee farmareuzen hebben in 2005 de lancering van een ‘goedkopere’ pijnstiller gesaboteerd. Zo verdienden ze flink geld op de rug van kankerpatiënten. « Ronduit schandalig », zegt Europa, dat een boete oplegt van 16 miljoen euro. Zo schrijven De Standaard en Het Nieuwsblad vandaag.

    Janssen-Cilag is een dochterbedrijf van het Belgische Janssen Pharmaceutica. Samen met Sandoz – en met hun respectieve moederbedrijven Johnson & Johnson (J&J) en Novartis – is het door de Europese Commissie veroordeeld wegens belemmering van de vrije concurrentie. Alles draait rond fentanyl, een pijnstiller die honderd keer krachtiger is dan morfine en die vooral bedoeld is voor kankerpatiënten. In 2005 verviel de bescherming van J&J’s fentanylpleister in Nederland en stond concurrent Sandoz klaar om een goedkopere variant te lanceren. « Janssen-Cilag betaalde zijn concurrent om de markt niet te betreden », zegt Joaquín Almunia, Europees Commissaris voor concurrentie. Een vraag waar Sandoz gretig op inging, want « de maandelijkse betalingen die werden overeengekomen, lagen hoger dan de winst die Sandoz dacht te behalen met de verkoop van zijn product. » De geheime deal hield 17 maanden stand, tot een derde concurrent een generieke fentanylpleister op de markt bracht. Een woordvoerder van Janssen-Cilag in Tilburg bevestigde dat Sandoz enkel betaald werd voor « gezamenlijke promotie bij apothekers en artsen », maar ontkent dat het bedrijf de patiënten op kosten heeft gejaagd: « Het betrokken middel werd volledig terugbetaald », klinkt het.

    No Comments »

    Volg de News van Securimed op Google+

    05/12/2013 by admin

    Wenst u zich te abonneren op de Newsfeed van Securimed ?

    Niets is minder moeilijk : maak een Google+ profiel aan – mocht dit nog niet het gebeurd zijn – en bezoek ons op onze pagina :

    https://plus.google.com/+SecurimedEu/about

    Eens aangekomen op onze pagina rechts bovenaan klikken op « Volgen » en de klus is geklaard !

    U leest voortaan onze News via uw profiel Google+ !

    No Comments »

    « Previous Entries Next Entries »