Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

Het succes van SECURIMED ten bate van zijn leden

31/12/2009 by admin

SECURIMED is de enige organisatie om op volledig geïntegreerde wijze de ontvangsten van uw erelonen via het derdebetalers stelsel te verzekeren, in combinatie met een volledige rechtsbijstand ten aanzien van het RIZIV, en dat tot en met uw verdediging voor de Kamer van hoger Beroep, ingesteld bij de DGEC.

En dat zowel voor geneesheren als voor tandartsen, beide in het Nederlands en in het Frans.

Geen enkele beroeps- en/of wetenschappelijke organisatie, noch verzekeringsmaatschappij of advocatenkantoor is in staat om een dergelijke, geïntegreerde, en vooral doeltreffende dienst aan zijn leden te bieden.

U kan in onze Newssectie de uitzonderlijke successen nalezen die SECURIMED behaald heeft in de verdediging van zorgverstrekkers, of het nu om stopzetting van vervolging door de DGEC handelt of om een vrijspraak door de competente rechtscolleges van het RIZIV.

Deze specifieke activiteit, de rechtsbijstand van zorgverstrekkers, vormt tevens een absoluut unieke informatiebron : processen-verbaal van de DGEC, adviezen van GTR en TTR, niet verschenen beslissingen van de administratieve rechtscolleges van het RIZIV, reacties van politieke persoonlijkheden, enz.

In tegenstelling tot wat men zou kunnen denken, werd de verschijning van SECURIMED in 2005 in de arena van verdediging van zorgverstrekkers goed onthaald door het RIZIV, omdat dit de rol van de DGEC aanvaardbaar maakt : namelijk, in een democratie wordt een controledienst die systematisch geneesheren of tandartsen verplettert zonder dat ze zich adequaat kunnen verdedigen niet bepaald goed gezien.

Als bewijs verwijzen we naar de tot in 2006 zeer talrijke kritieken geformuleerd door het VBS en BVAS* tegen de willekeur en de almacht van de DGEC,  die uit petities bestonden en die zich – tevergeefs – wendden tot de politieke beleidsmakers.

In dien mate dat een geneesheer of tandarts zich tegenwoordig kan verdedigen met echte medische of wetenschappelijke argumenten, hebben de gevoerde debatten betrekking op de grond van het dossier dat samengesteld werd door de DGEC, en de loze handgrepen van de advocaten** (overschrijding van de redelijke termijn, afwezigheid van de wil om te schaden, de goede trouw en ander misplaatst gekibbel) naar de vergeetput verbannen, ten bate van een pure medische, tandheelkundige, wetenschappelijke, en technische benadering.

Dr BOURGUIGNON heeft, zo blijkt, als eerste verdediger een CD-ROM met radiografieën en numerieke fotografieën aan de griffie van de DGEC overhandigd, hetgeen een speciale toelating vereist van de Voorzitter van de betroffen Kamer !

Maar als men het overpeinst, is het dan niet vanzelfsprekend dat men zich op wetenschappelijke of technische argumenten dient te beroepen indien men een zaak dezer aard wenst te winnen ?

En aangaande de materie – dwz, in essentie de Nomenclatuur van geneeskundige verstrekkingen (NGV) en zijn verscheidene interpretatieregels -, zo is deze vreselijk ingewikkeld… zo zeer dat het soms de DGEC is die zich eraan mispakt (zie hieromtrent het News van 18 december 2009 : Vrijspraak !).

En de trend tot complexificatie is nog lang niet aan verbetering toe !

Anderzijds is de Staat aan het leeggebloeden : de financiële crisis heeft hem verplicht zich massief te verschulden tijdens de redding van de banksector eind 2008, terwijl de economische crisis zijn fiscale inkomsten vermindert en zijn uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen verhoogt.

Een dergelijke conjunctuur is bijzonder gevaarlijk voor de zorgverstrekker, werkzaam – men heeft soms de neiging om het te vergeten – in een sector die gesubsidieerd wordt door de Staat : de DGEC vermenigvuldigt dezer daags zijn controles om aldus een maximum aan publieke gelden te recupereren
______________
* Gezien de misbruiken in de tandheelkunde zijn de representatieve beroepsorganisaties van de tandartsen – in Vlaanderen, het Verbond der Vlaamse Tandartsen – eerder geneigd om de DGEC te steunen !
** De advocaten doen wat ze kunnen, maar ze beschikken noch over de vereiste kennis, noch hebben ze de manier van redeneren eigen aan geneesheren ; anderzijds, zijn de Kamers van het RIZIV, zo goed als uitsluitend samengesteld door geneesheren en tandartsen…

No Comments »

Doppler en kleurenduplexonderzoek in het kader van het toezicht tijdens een zwangerschap : het RIZIV zet de puntjes op de i

30/12/2009 by admin

Eens te meer, zal de trouwe lezer van onze News zich herinneren aan de vijf vragen die wij gesteld hebben aan de Geneeskundige technische raad (GTR) van het RIZIV, het orgaan dat gelast is met de interpretatie van de Nomenclatuur van geneeskundige verstrekkingen (NGV) : zie News van 13 oktober 2009 met als titel : Het hoofd van de foetus of het abdomen van de moeder die hem draagt ?

Namelijk, tijdens een controle* op de activiteit van een verloskundige, gespecialiseerd in zwangerschapspathologie en diensthoofd van een MIC unit (Maternal Intensive Care), heeft de DGEC bepaalde cumuls van NGV codes betwist et zelfs ronduit de attestering verweten van een verstrekking van art. 20 (interne geneeskunde) 475650-475661 Kwalitatieve en audiovelocimetrische evaluatie van (arteriële en/of veneuze) circulatieverschijnselen door Dopplereffect, bilateraal onderzoek en op minimum twee niveaus, … gerealiseerd ter hoogte van een vrije inham op de navelstreng.

De werkgroep Interpretatie van de GTR heeft dus onze vragen van 10 december 2009 onderzocht en men kan in de downloadbare pdf hieronder het antwoord lezen van het RIZIV**, getekend door Dr Ri DE RIDDER, Directeur generaal van de Dienst geneeskundige verzorging.

Wij wensen niet in in te gaan op de technische details van deze zeer gespecialiseerde onderzoeken, en zullen ons beperken tot de volgende bedenkingen :

a) de foetus – zelfs ouder dan 34 weken – vormt geen « afzonderlijke ‘regio’ van de abdominale en/of pelvische regio’s van de moeder » ;

b) daaruit volgt dat de verstrekking 475650-475661 Kwalitatieve en audiovelocimetrische evaluatie van (arteriële en/of veneuze) circulatieverschijnselen door Dopplereffect,niet cumuleerbaar is met cardiovasculaire onderzoeken van artikel 17bis of 17quater in deze beide regio’s, en dat omwille van de regel die in zijn libellé is opgenomen : « De verstrekking nr. 475650 – 475661 mag, als het om dezelfde onderzochte streek gaat, niet worden gecumuleerd met de cardiovasculaire onderzoeken van artikel 17bis of 17quater » ;

c) bovendien « in het kader van het toezicht tijdens een zwangerschap, maakt het Doppleronderzoek van de foetale en ombilicale bloedcirculatie deel uit van de verstrekking 469910-469921 Functioneel echografisch onderzoek dat een biometrie en een biofysisch profiel van de foetus omvat, met of zonder het meten van de ombilicale bloedstroom in geval van gedocumenteerd hoog obstetrisch of foetaal risico***«  ;

d) de artikels 17bis en 17quater bevatten in § 1, sectie 3 (Echografie van het abdomen en/of van het kleine bekken in het kader van he toezicht tijdens een zelfde zwangerschap) « specifieke verstrekkingen voor het toezicht op een zwangerschap », met uitzondering van « cardiovasculaire echografieën die niet toepasbaar zijn tijdens het toezicht op een zwangerschap » ;

e) daarenboven, « het toezicht op een zwangerschap omvat het toezicht op de moeder en de foetus » : men kan dus geen onderzoeken attesteren die enkel worden uitgevoerd op de foetus of op diens moeder, zoals bijvoorbeeld :

– de verstrekking 469792-469803 Kleurenduplexonderzoek van de intracraniale vaten

– de verstrekking 469755-469766 Kleurenduplexonderzoek van de diepliggende thoracale en/of abdominale en/of pelvische bloedvaten

f) de verstrekking 469910-469921 Functioneel echografisch onderzoek dat een biometrie en een biofysisch profiel van de foetus omvat, met of zonder het meten van de ombilicale bloedstroom in geval van gedocumenteerd hoog obstetrisch of foetaal risico bevat de meting van de ombilicale bloedflux en vormt als het ware het referentieonderzoek voor toezicht tijdens risicozwangerschappen ; er dient te worden opgemerkt dat voor deze verstrekking geen enkele beperking opgelegd is met betrekking tot de frequentie en ze mag dus zo vaak geattesteerd worden als de medische conditie het vergt**** ;

Zoals men kan zien, heeft de DGEC niet altijd ongelijk : niet enkel mogen de CV codes niet gecumuleerd worden met een zwangerschapsechografie, maar ze mogen zelfs niet afzonderlijk geattesteerd worden voor de opvolging van een zwangerschap !

Men meldt ons dat dit advies van de GTR « het effect zal hebben van een bom in het milieu van zwangerschapsechografie… en de deuren opent voor een geneeskunde met twee versnellingen…, maar de situatie zal de verdienste hebben duidelijk te zijn »…
____________
*getriggerd door het profiel van de verstrekker van de betroffen verstrekkingen, maar zonder tussenkomst van de Profielencommissie.
** Wij wensen hiervoor dokter Dirk VAN DAMME, geneesheer-inspecteur bij de GTR, te bedanken.
***Dwz, figurerend op een dokument – in tegenstelling tot een eenvoudige speculatie van de voorschrijvende geneesheer -, figurerend in het medisch dossier van de patiënte en/of in de wetenschappelijke literatuur.
**** hetgeen impliceert, tenzij gehospitaliseerd, dat de patiënte zich telkenmale dient te verplaatsen naar het referentiecentrum : in bepaalde provincies, zoals Belgisch Luxemburg, kan dit problematisch worden…

Download : Advies GTR.pdf

No Comments »

Vrijspraak !

18/12/2009 by admin

De trouwe lezers van onze News zullen zich nog aan het News van 20 november 2009 herinneren : Over de onpartijdigheid van de administratieve rechtscolleges van het RIZIV…

In deze zaak werd een jonge radioloog – die tevens verdedigd werd door Dr BOURGUIGNON van SECURIMED – ervan beschuldigd fictieve verstrekkingen te hebben aangerekend.

De DGEC, vertegenwoordigd door één van zijn getalenteerdste medewerkers, Dr GRYMONPREZ, deed er alles aan om te winnen, en dus was de hoorzitting bijzonder geanimeerd…

Op basis van adviezen van de GTR en andere stukken voorgelegd door de verdediging, heeft de Kamer van eerste aanleg (KEA) de DGEC afgewezen en zijn klacht ongegrond verklaard !

Een der « overwegingen » van deze beslissing kan men lezen op pagina 15 : « Les arguments que le SECM entend tirer de la configuration des locaux ou des horaires du Dr A. ne convainquent pas la Chambre de première instance”.

Zou de DGEC zijn aura van onoverwinnelijkheid verloren hebben ?

Er dient opgemerkt te worden dat de DGEC zich nogal hardhandig heeft opgesteld in deze emblematische zaak : zo heeft hij niet geaarzeld, om het briefhoofd van een schrijven van de radioloog en zijn collega gynecoloog, weg te knippen omdat het gegevens droeg die al te openlijk zijn thesis tegenspraken !

De DGEC heeft de radioloog zelfs verweten een imaginaire inbreuk te hebben begaan : met name, de protocols van de mammografieën niet manueel te hebben ondertekend (de NGV vermeldt geenszins zulks een verplichting, hetgeen trouwens bevestigd werd door de GTR, zie news van 14 oktober 2008 : De radioloog hoeft het protocol niet te ondertekenen).

Dergelijke stratagema worden in het algemeen weinig geapprecieerd door de rechtscolleges, ook de administratieve…

Deze collega radioloog is waarschijnlijk de eerste verstrekker in jaren (!) die in een belangrijke zaak volledig vrijgesproken wordt door een administratief rechtscollege van het RIZIV.

Deze beslissing belichaamt een mooie waarborg op onpartijdigheid van de administratieve rechtscolleges, die verrassend inzichtelijk zijn en bereid zichzelf in vraag te stellen gezien hun paritair karakter (twee vertegenwoordigers van de zorgverstrekkers en twee vertegenwoordigers van de VI, allen voorgezeten door een professionele magistraat).

Eigenlijk heeft de DGEC deze zaak reeds van bij de eerste adviezen van de GTR verloren – adviezen die hij trouwens zelf had mogen (moeten) inwinnen alvorens te verbaliseren -, maar hij beging de fout om zich op deze zaak te storten om de radioloog te veroordelen in plaats van zich terug te trekken, zoals een procureur, die bij het zien van een leeg dossier vrijspraak vraagt.

Men kan enkel hopen dat de DGEC lessen zal trekken uit deze nederlaag en zijn starre, en zelfs dogmatische opvatting van de Nomenclatuur enigszins zal versoepelen en deze in een referentieinstrument zal ombuigen, in plaats van in een administratieve dwangbuis.

Maar vooral, dat de techniek van het opmaken van PV Vaststelling « in alle windrichtingen » die abusievelijk de bewijslast omkeert  – ten stelligste afgekeurd door de VBS – binnenkort voorbijgestreefd zal zijn om plaats te ruimen voor subtielere methodes.

Als men weet dat de DGEC over een paritaire structuur beschikt met aan zijn hoofd een magistraat gelast om deze te controleren (het « Comité van de DGEC »), vraagt men zich af hoezo deze aanpassing nog geen voldongen feit is.

Men leze de beslissing van de KEA in de pdf hieronder.

Download : Beslissing KEA.pdf

No Comments »

Voor wanneer ook Tandarts-inspecteurs bij de DGEC ?

06/12/2009 by admin

Als men dossiers op de griffie van de DGEC raadpleegt kan men er het werk van geneesheer-inspecteurs naar waarde schatten, en tezelfdertijd de methodes die ze hanteren betreuren omdat ze volledig achterhaald zijn op wetenschappelijk vlak : hetzelfde soort onderzoeken had ten tijde van Lodewijk XVI gevoerd kunnen worden…

Namelijk, de DGEC dossiers zijn hoofdzakelijk samengesteld uit patiëntenverhoren en « tandheelkundige vaststellingen » opgesteld door een geneesheer-inspecteur zonder tandheelkundige opleiding.

Ware het niet betrouwbaarder om terug te vallen op de diensten van een tandarts-expert – hetgeen de DGEC in bepaalde gevallen doet – of op zijn minst een panoramische controlefoto te nemen (de DGEC beschikt hiervoor over een orthopantomogram) ?

Maar deze methode is vooral totaal onaangepast aan het cliënteel van bepaalde « sociale » zorgverstrekkers : zeer achtergestelde personen, migranten zonder kennis van het Nederlands, toxicomanen, enz.

Het intellectueel niveau en de medische kennis van deze achtergestelde personen – vaak ongeletterden, soms zelfs volledig onbekwaam om zich in een der landstalen uit te drukken, soms toxicomanen – zijn zeer beperkt.

Hoe kan men van een dergelijk patiëntenprofiel verwachten dat, meerdere maanden na de verzorging, de gerealiseerde verstrekkingen door de tandarts in een gebied van het lichaam – de mond – die ze zelfs niet zien, met nauwkeurigheid beschreven wordt ?

Deze personen hebben daarenboven angst – gezien het dreigende oproepingsbevel van de geneesheer-inspecteur – dat hun recht op gezondheidsverzorging opgeschort wordt in geval van « overconsumptie » : ze zullen dus de verkregen verzorging minimaliseren om geen last te krijgen.

Een extreem geval is dat van Fadma M., die geen woord Frans spreekt noch begrijpt, en waarbij de vertaling verzekerd wordt door… een kind van twaalf jaar (sic) !

Dit kind van twaalf uit zich trouwens – net als alle overige door de DGEC verhoorde patiënten – in een Frans dat Baudelaire waardig is met betrekking tot de stijl en dat van een student 3de kandidatuur geneeskunde met betrekking tot de medische woordenschat !

Zonder het werk van de inspecteurs te willen misachten, kan men zich werkelijk afvragen of men ervan kan uitgaan dat dergelijke PV Verhoor de waarheid weergeven ? Is het geloofwaardig dat een kind van twaalf, wiens moeder geen woord Frans spreekt, een dergelijk taalgebruik erop nahoudt ?

Ware het niet eenvoudiger voor iedereen als de DGEC een panoramische controleradiografie zou uitvoeren gezien hij over een orhtopantomogram beschikt of patiënten zou doorverwijzen naar een tandarts-expert ?

Aangaande de tandheelkundige vaststellingen, zo zou men kunnen stellen dat een geneesheer-inspecteur van de DGEC zonder enige vorming in de tandheelkunde, gemakkelijk een vulling (in zijn breedste zin**) vervaardigd uit composiet over het hoofd kan zien.

In werkelijkheid is dat net het beoogde doel van dit relatief moderne vullingsmateriaal.

Als de kleur van de composiet dezelfde is als die van de natuurlijke tand en de vulling de morfologie van het element respecteert, is de tussenkomst van de verstrekker onzichtbaar, tenzij voor een andere tandarts of gebruik van specifieke apparatuur (radiografie, ultraviolet licht***)

Sommige « luxe » composieten van de laatste generatie zijn zelfs helemaal onzichtbaar op radiografie of middels ultraviolet licht ; daarenboven, als ze klein van omvang zijn, zal de tandarts-expert zich moeten behelpen met een loupebril !

Aangaande de geattesteerde vullingen op « getrokken tanden », zo handelt het zich in essentie om een nummeringsprobleem : het is namelijk gekend dat als een tand ontbreekt, de echterliggende elementen mesialiseren***, met dien gevolge dat men gemakkelijk een verkeerde nummering hanteert – vooral als men zelf geen tandarts is.

Men leze over dit onderwerp het News van 20 juli 2009 Over de betrouwbaarheid van patiëntengetuigenissen… en van 24 september 2009 DGEC controle bij tandartsen en composietvullingen
___________
* Het lijkt of de DGEC één of twee geneesheer-inspecteurs gelicentieerd in de tandheelkunde in zijn rangen telt. Eén zulke geneesheer-tandarts, perfect tweetalig daarenboven, Dr Jean-Philippe MOUSSET, voert geen controles meer uit als gevolg van een aanvaring met SECURIMED in 2004… Voor wanneer de tandarts-inspecteurs ?
** Dwz, de caviteitvullingen in strikte zin en de hoek- en kroonopbouwen.
*** Ultraviolet licht wordt tevens gebruikt door valsgelddetectoren : de eurobiljetten zijn bedrukt met inkt die onzichtbaar is voor het blote oog, maar zichtbaar wordt bij blootstelling aan ultraviolet licht…
**** Vaak onstaat cariës op plaatsen die onbereikbaar zijn met de tandenborstel, dwz, ter hoogte van kontaktpunten van naburige elementen. Echter, de heel kleine cariës zijn radiologisch onzichtbaar en manifesteren zich klinisch enkel door een verkleuring van het glazuur : indien cariës van een distale boord van een eerste molaar (bijv.36) voldoende groot wordt om de patiënt te hinderen of om door de tandarts ontdekt te worden, dient deze de tand via zijn occlusaal vlak te penetreren (dus langs boven). Tijdens het verwijderen van de cariës van tand 36 wordt de mesiale wand van tand 37 op zijn beurt zichtbaar en de tandarts kan er een tweede, beginnende cariës ontdekken, die gevuld zal worden met composiet met een oppervlak van maar 1,5mm² ; na de restauratie van tand 36 is de vulling van de 37 natuurlijk volledig gemaskeerd !
***** De tanden hebben de neiging om naar de mediaanlijn te migreren.

No Comments »

Over een patiëntenselectie doorgevoerd door de DGEC…

05/12/2009 by admin

De DGEC kan « statistische » technieken hanteren om te voorkomen dat zijn inspecteurs gedurende maanden speurwerk honderden patiënten hoeven te onderzoeken : het zou verloren moeite zijn om dit principe aan te vechten bij de administratieve rechtscolleges van het RIZIV.

Anderzijds, indien de DGEC op dergelijke technieken terugvalt, dient hij scrupuleus de methodologie ervan te respecteren.

Om « representatief » te zijn moet een steekproef onder meer :

– voldoende groot zijn (= voldoende patiënten bevatten) ;
– ad random geselecteerd zijn : het toeval (en niet de DGEC) moet de patiënten voor de steekproef – en dus van de studie – uitpikken.

En zelfs dan is de representativiteit van de steekproef enkel gewaarborgd mits het eerbiedigen van een foutmarge – « vertrouwensinterval » genoemd – dewelke meestal 5% bedraagt (een nog kleinere foutmarge zou een veel groter patiëntenaantal in de steekproef vereisen).

Anders gezegd, ook als de studie vanuit statistisch oogpunt correct wordt opgesteld, volstaat het om twintig ervan uit te voeren en voor één ervan diametraal tegenovergestelde resultaten te bekomen ten aanzien van de negentien andere !

Tijdens een hoorzitting die op 2 oktober 2009 plaatsvond hebben zowel de geneesheer-inspecteur als de jurist die de DGEC vertegenwoordigen toegegeven geen enkele vorming in statistiek genoten te hebben.

De geneesheer-directeur heeft tevens verklaard dat de geneesheer-inspecteur die het onderzoek gevoerd heeft geen enkele kennis had op dat vlak.

En dus, is het noodzakelijkerwijs in het nadeel van de verstrekker dat de DGEC zich gewaagd heeft in dit zeer complexe domein, meerbepaald de samenstelling van een « representatieve » steekproef (met miskenning van het betrouwbaarheidsinterval…).

De DGEC heeft niet minder dan… drie verschillende extrapolatiecoëfficienten berekend in zijn diverse PV Vaststelling en andere Synthesenota, allemaal tot op de vierde decimaal (sic), hetgeen natuurlijk een manier is om uiterst accuraat te lijken terwijl men in werkelijkheid van niets zeker is !

De selectie zoals doorgevoerd door de DGEC was dus volledig gebiased vermits er op medisch vlak enkel de « zwaarste » gevallen in vervat waren, meerbepaald patiënten die talrijke verstrekkingen genoten hebben gezien de staat van hun gebit.

De DGEC geeft zelf toe in zijn Synthesenota dat hij a priori kinderen en oudere patiënten uit zijn selectie geweerd heeft, en vooral weerhouden… : « [que] les assurés pour lesquels ont été remboursées un nombre substantiel de prestations d’obturations et de restaurations » !

Daarenboven werd een patiënte die oorspronkelijk wel deel uitmaakte van de selectie… eruit verwijderd met het motief dat de geattesteerde prothese wel degelijk gerealiseerd en conform was (sic), met dien gevolge dat dit resulteerde in het bizarre aantal van 29 (30 minus 1) patiënten opgenomen in de studie !

Over het toeval gesproken dat voor de selectie van de gevallen instaat !

Dit fundamenteel argument werd door de verstrekker geformuleerd voor de Kamer van eerste aanleg (KEA).

De KEA schrijft in haar beslissing van 12 november 2009 (pagina 7) : De même, le fait que les patients aient été sélectionnés pour partie sur la base d’un grand nombre d’obturations réalisées n’apparaît pas biaiser la projection à l’ensemble de la patientèle de monsieur A. La Chambre relève du reste que la proportion de prestations non effectuées est globalement très comparable, au sein des 30 patients entendus, chez ceux qui ont reçu peu de soins et chez ceux qui en ont eu davantage. Ces constats permettent également d’écarter la demande de désignation d’un expert statisticien faite par monsieur A.

De KEA erkent dus zelf dat de selectie gebiased werd door de invoeging van « zware » gevallen, maar vervolgens vergelijkt ze deze « zware » gevallen onderling om te beslissen dat de « zware » gevallen representatief zijn voor de « lichte » gevallen !

De KEA toont aldus – net als de DGEC – haar onkunde inzake de statistische methodologie : het is natuurlijk niet omdat binnen een steekproef van 29 patiënten, 18 gevallen bijvoorbeeld 13 verstrekkingen en 11 gevallen 8 verstrekkingen vertonen, dat het geheel van het cliënteel van de verstrekker uit patiënten met 13 of 8 verstrekkingen bestaat !

Elk enigszins omvangrijk cliënteel – a fortiori als het gaat om achtergestelde patiënten – bevat noodzakelijkerwijs zwaardere gevallen dan het gemiddelde : aldus zal men over een welbepaalde periode altijd een vijftig- of zestigtal « zware » gevallen kunnen identificeren in een pool van 1.500 à 2.000 aktieve patiënten.

Het gaat om patiënten die door verwaarlozing cariëshaarden en andere mondpathologieën hebben geaccumuleerd, of die lijden aan bepaalde specifieke pathologieën : bruxisme, onbehandelde diabetes, traumatisme, gulzige verkoopster van snoepgoed, enz.

Indien men de zaken bekijkt vanuit het standpunt van de DGEC – en dat is de reden waarom de door hem gehandhaafde selectie zoveel « zware » gevallen bevat – is het duidelijk dat de mogelijkheid of de kans op fraude (of vergetelheid van een verstrekking tussen zo vele andere) des te groter wordt als de verstrekkingen talrijk en/of duur zijn.

Aldus heeft de DGEC vrijwillig volgende patiënten uit zijn selectie geweerd :

– kinderen, omdat deze minder vaak dramatische mondpathologieën vertonen ;
– oudere patiënten, die vaak prothesedragers zijn ;
– patiënten van middelbare leeftijd met prothesen ;
– patiënten die kleine ingrepen hebben ondergaan : vullingen van 1,2 of 3 vlakken (de « lichte » gevallen)
– patiënten die enkel geraadpleegd en een of enkele radiografieën hebben laten nemen ;

Al deze uitgesloten gevallen uit de studie vertegenwoordigden nochtans om en bij de 90% van het geheel van het cliënteel van de zorgverstrekker !

Hoe kan men, uitgaande van een zo weinig representatieve steekproef, – vermits resulterend uit een arbitraire en voor de zorgverstrekker ongunstige selectie – deze karakteristieken extrapoleren op het geheel van zijn profiel* ?

Zelfs de KEA heeft erkend dat een dergelijke steekproef niet geprojecteerd mocht worden op het geheel van het zakencijfer van verzoeker (zie pagina 7, punt 12 van de beslissing van de KEA) :

Anderzijds erkent de Kamer dat de toepassing van het percentage niet gerealiseerde verstrekkingen op het geheel van het zakencijfer van meneer A, inbegrepen op radicaal andere verstrekkingen dan vullingen en die het mikpunt van controle uitmaakten (radiografieën, raadplegingen, enz.), bekritiseerbaar is.

De KEA was op de goede weg maar heeft haar redenering spijtig genoeg niet doorgetrokken…

Deze methodologische bias invalideert natuurlijk op onherroepelijke wijze de representativiteit van de selectie en, bijgevolg, de extrapolatiecoëfficiënt.

Een andere vraag die zich stelt is of de DGEC verjaarde gevallen mocht opnemen in zijn steekproef.

De KEA begaat volgens ons een juridische redeneringsfout op pagina 7 van haar beslissing, als ze toegeeft dat verjaarde verstrekkingen vervat zijn in het steekproef met als doel de extrapolatiecoëfficiënt te berekenen.

Inderdaad, zoals de verstrekker het tijdens de hoorzitting van 1 oktober 2009 heeft uitgedrukt, zijn de processen-verbaal van vaststelling opgesteld door inspecteurs van het RIZIV bewijskrachtig behoudens tegenbewijs (art. 169 GVU wet).

Echter, de verstrekker kan moeilijk het tegenbewijs aanvoeren van een feit dat hem niet verweten wordt als gevolg van het verstrijken van de tweejarige verjaringstermijn !

Verjaarde gevallen opnemen in een zogezegd « representatieve » selectie komt erop neer verzoeker te verplichten het tegenbewijs te leveren met betrekking tot een verjaard feit !

In feite had de DGEC de patiënten moeten verhoren binnen de wettelijke termijn van twee jaar (art. 142 §2 van de GVU wet).

Verjaarde gevallen projekteren op een niet verjaard zakencijfer komt er regelrecht op neer de verjaring te omzeilen.

Over dit onderwerp leze men tevens het News van 4 november 2008 : Wanneer de DGEC medische controle en klinische studie door elkaar haalt…
_____________
* De hogere tandpijn-drempel in combinatie met een achtergestelde, zelfs primitieve achtergrond, verklaart ook dat de meest dramatische gevallen (veelvuldige cariës en geabcedeerde tanden) bij kinderen zich niet in de tandheelkundige praktijk van een « gemiddelde » tandarts manifesteren, tenzij voor een punctuele verzorging of om doorverwezen te worden naar een dienst voor narcodontie vermits ambulant on(be)handelbaar !
** Dit komt erop neer om de grote Belgische criminelen, de DUTROUX,  FOURNIRETS en andere Geneviève LHERMITTES te vragen hoeveel personen ze hebben omgebracht, het gemiddelde te berekenen… vervolgens dat cijfer te projecteren op het geheel van de Belgische bevolking : zo komt men tot een groter aantal moorden dan België inwoners telt !

No Comments »