Securimed derde betaler
  • Eerste tariferingsdienst van derde-betaler voor geneesheer-specialisten en tandartsen
  • Nazicht van de verzekerbaarheid van patiënten
  • Juridische bijstand in geval van vervolging door de DGEC (Dienst voor Geneeskundige Controle van het RIZIV)
  • Opvolging van betalingen door de VI

Het RIZIV begaat een monumentale flater !

30/09/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

Er heerst paniek op het RIZIV deze 25 en 26 september 2013 : de DGEC heeft zich gerealiseerd dat hij een fenomenale conceptiefout begaan heeft bij het versturen van zijn proces-verbaal van vaststelling voor inbreuk aan zo’n 170 zogezegd « frauderende » tandartsen.

Reden : ons News van 24 september met de titel : Proces-verbaal van vaststelling « herhaalde aanrekening » : wat nu ?

In dit specifiek geval kan het bedrag van de ten onrechte uitgekeerde prestaties niet achterhaald worden op basis van de gemiddelde waarde van de handelingen, vermits er twee verschillende compartimenten zijn :

– het eerste van 10%, dat veroorloofd is ;

– het tweede dat boven de 10% uitreikt en dat verboden is (in het voorbeeld hieronder : 20%) ;

Vermits men niet de inhoud van het eerste compartiment kent, is het onmogelijk om de regel van drie correct toe te passen : (gereattesteerde handelingen in waarde/totaal aantal) x aantal handelingen boven de 10% !

Een dergelijke handelswijze was mogelijk geweest indien de handelingen een fungibele massa uitmaakten zoals water, zand, poedersuiker*…

Echter, deze ingrepen zijn geïndividualiseerd : ze hebben elk een eigen NGV code, een eigen tandnummer… en vooral hun eigen waarde (die op haar beurt afhangt van het statuut van de patiënt !).

Op het schema onderaan kan men zien dat de linker fles water (fungibel goed) bevat, en de rechter geïndividualiseerde « voorwerpen » : ons voorbeeld is ongunstig voor de zorgverstrekker, omdat de dure handelingen zich allen in de verboden zone bevinden, terwijl de goedkope handelingen in de toegestane zone liggen.

Men kan ook kijken naar het mengsel van water en olie : de perfecte emulsie is waarschijnlijk fungibel, maar als men het mengsel laat staan zal de olie – door zijn lage soortelijke massa – een homogene laag vormen bovenop het water vormen.

Door een dergelijke redeneringsfout toe te laten, heeft het RIZIV een monumentale fout begaan.

Hoe is dit kunnen gebeuren ?

Simpelweg omdat de geneesheer-inspecteurs van het RIZIV geen enkele wiskundige vorming genoten hebben… en omdat ze niet de hulp ingeroepen hebben van hun collega’s statistici actuarissen !
_____________
*… en zelfs bankbiljetten : in geval van storting gevolgd door opname van « cashgeld », krijgt men niet dezelfde briefjes met het zelfde serienummer terug ; anderzijds, een partij geneesmiddelen – in principe allen identiek – zijn geïndividualiseerd.

Download : Schema.pdf

No Comments »

Een « taalkundig hybride » proces-verbaal

30/09/2013 by admin

Onze sympathieke vriend MOUSSET, inspecteur bij de DGEC, laat weer van zich horen door erin te slagen om een « taalkundig hybride » proces-verbaal van verhoor op te stellen :

– de hoofding is uitsluitend in het Frans (Service d’Evaluation…) ;

– het verhoor werd afgenomen in het Nederlands ;

– et hij zelf heeft zijn « administratieve standplaats te Bruxelles » ;

Net als Charleroi is Brussel dus één van de zeldzame Belgische steden zonder Nederlandstalig equivalent : nogal merkwaardig voor een officeel tweetalige hoofdstad  !

We zullen zien wat de N-VA en anderen denken van de vrijheden die Mr. MOUSSET zich gunt betreffende het taalgebruik …

Download : PVV Mousset.pdf

No Comments »

Binnenkort een nieuwe toepassingsregel voor OPG

27/09/2013 by Lth. D. HATZKEVICH

Een nieuwe toepassingsregel zit in de pipeline van de TTR : de panoramische foto (OPG) zal enkel nog na een klinisch mondonderzoek geattesteerd mogen worden – en niet meer op basis van alleen een « colloque singulier » -, en zijn indicatie (voortvloeiend uit het onderzoek) zal in het patiëntendossier moeten voorkomen.

Dit zal de DGEC toelaten om a posteriori na te gaan of de indicatie aanvaardbaar is… maar men ontsnapt zo wel aan een tweejaarlijkse periodiciteit van OPG’s.

Het is waarschijnlijk dat de indicatie « controle van de staat van de mond » niet meer toegestaan zal zijn, vermits het klinisch mondonderzoek deze functie zal vervullen – zonder kosten voor het RIZIV.

De indicatie opgenomen in het dossier van de patiënt moet dus in principe refereren naar het klinisch mondonderzoek, ook als het volkomen normaal uitvalt (bijv. « pijn thv rechter bovenkwadrant, klinisch onderzoek negatief »).

De tandarts behoudt natuurlijk de vrijheid om pro scientia een panoramische rx-opname te maken, zonder ze in rekening te brengen bij de ZIV !

No Comments »

Proces-verbaal van vaststelling « herhaalde aanrekening »: wat nu ?

24/09/2013 by Dr R. BOURGUIGNON en LTH D. HATZKEVICH

Op 17 september 2013 heeft de DGEC aan 170 tandartsen een proces verbaal van vaststelling toegestuurd betreffende een zogezegd buitensporig percentage aan « herhaalde aanrekeningen » binnen het jaar*.

Dienaangaande zal men zich herinneren aan ons News van 2 mei 2011 met de titel : Percentage “herhaalde aanrekening” : de DGEC overtroeft onze aprilvis van 2010 (de fameuze “operatie Piranha”) !

Zowel het Verbond der Vlaamse Tandartsen (VVT) als de Société de Médecine Dentaire (SMD) voeren momenteel een verwoede campagne om het honderdtal door dit proces-verbaal betroffen tandartsen over te halen om zich aan hen toe te vertrouwen, maar vooral om over te komen als de « beschermheer » van het tandheelkundig corps.

Ze surfen als het ware op deze zaak** om zo een maximum aan nieuwe leden binnen te rijven… die ze trouwens zonder aarzelen als « fraudeurs »*** zullen bestempelen (het volstaat dienaangaande de Dent@l-Infos te lezen van Michel DEVRIESE…).

Laat ons niet naïef wezen : zich toevertrouwen aan het VVT of aan de SMD komt er in feite op neer om zich uit te leveren aan zijn rechter, vermits deze organisaties verschillende petten opzetten, en zowel in het Comité, als ook in de administratieve rechtscolleges van de DGEC zetelen.

De bijzonderheid in de zaak van « herhaalde aanrekening » ligt in de natuur van de vermeende inbreuk : het gaat niet om « realiteit-conformiteit », maar om « overconsumptie » – of beter gezegd om verzorging die « onnodig of onnodig duur is ».

De procedure is sterk verschillend : er is een onoverkoombare passage langs het Comité van de DGEC (waar VVT en SMD zetelen…), dan de Kamer van eerste aanleg (waar wij VVT en SMD terugvinden).

De DGEC langs zijn kant, heeft het zich gemakkelijk gemaakt : in plaats van tientallen patiënten te ondervragen, of de enige zorgverstrekker, volstaan de historiek van de handelingen, de tandnummers en twee aangetekende schrijven ; het eerste informeert over het plaatsen onder « monitoring », het tweede is de PV van vaststelling.

Deze « mechanisering » van de de controle is interessant, maar volgens ons volkomen onwettig, iets wat u nooit van VVT of SMD zal te horen krijgen : de inbreuk die de DGEC ten laste legt is geenszins « overconsumptie », maar eerder een aanwijzing van niet-conformiteit of niet-realiteit!

Inderdaad, sinds wanneer houdt het meermaals vullen van cariës een « onnodige of onnodig dure handeling » in, voor zover de cariës reëel is ? En wat betreft de soms aangehaalde intrinsieke « kwaliteit » van de verzorging, het RIZIV is niet bevoegd om daar over te oordelen.

Zoals wij al schreven in 2011, « overconsumptie » in strikte zin is zo goed als onbestaande in de tandheelkunde.

Vreemd genoeg hebben de tandheelkundige syndicaten uit het noorden en het zuiden van het land niet opgemerkt – of niet willen opmerken – dat de wet hier door de DGEC omzeild wordt : artikel 73 § 4 en zijn tegenhanger op het vlak van de procedure, met name artikel 146bis § 2**, betrekken zich niet op de handelingen die niet gerealiseerd werden, maar net andersom, op werkelijk uitgevoerde handelingen maar in te grote aantallen, of op inadequaat uitgevoerde handelingen met betrekking tot de pathologie.

Voorbeelden van “overconsumptie” zijn moeilijk op te sporen in de tandheelkunde, maar zijn talrijk en vaak onbetwistbaar in de geneeskunde : of men nu denkt aan de dermatoloog die steeds opnieuw een oppervlakkige tumor verwijderd terwijl hij al te goed weet dat deze tumor bijna onmiddellijk zal terug verschijnen (wratten en genitale herpes hebben deze kwalijke eigenschap nooit te verdwijnen…).

Anderzijds, de Raad van State – die onlangs de extrapolatie als methode om het bedrag van ten onrechte uitgekeerde prestaties te bepalen verworpen heeft – zal nooit de rekenkundige brouwsels van de DGEC goedkeuren, die de ten onrechte uitgekeerde prestaties berekenen op basis van het gemiddelde van de waarde van de verstrekkingen (sic).

Hoe kan de DGEC beweren dat de overtollige verstrekkingen een « gemiddelde » waarde hebben terwijl het evengoed handelingen met een lage unitaire waarde zouden kunnen zijn, bijv. een één- of tweevlaksvulling ?

Inderdaad, de DGEC verwerkt – zonder de minste evenwichtige verdeling – in zijn berekening van de gemiddelde waarde de « dure » handelingen zoals knobbel- en kroonopbouwen****.

Echter, men weet niet welke handelingen begrepen zijn in de 10 percent***** die wel toegelaten zijn…

Zoals in het geval van het onderzoek naar de « pano’s », is de methodologie verfoeilijk en een controledienst onwaardig : wij raden de DGEC aan om de diensten van een wiskundige in te roepen.

Het is gewoonweg onmogelijk te weten welke precies de overtollige handelingen zijn (die boven 10% uitsteken), vermits de vullingen (in de brede zin) geïndividualiseerd zijn (NGV code, datum en tandnummer) en dus geen fungibele massa vormen. Bijgevolg is het onmogelijk om nauwkeurig het bedrag van ten onrechte uitgekeerde prestaties te bepalen !

Op juridisch vlak, het probleem van deze geheel nieuwe manier van « controle » is dat men zich baseert op een begrip (de « overconsumptie ») die gewoonlijk « per individuele patiënt » geldt, en niet op het geheel van het patienteel toegepast kan worden, en dat er geen éénduidig verband gelegd kan worden tussen het percentage herhaalde aanrekening en een precies bedrag van ten onrechte uitgekeerde prestaties.

Deze zaak zal ongetwijfeld voor de Raad van State komen.

Hieronder, in downloadbare PDF de briefwisseling die het RIZIV aan een tandarts opstuurde.

Securimed zal al zijn cliënten verdedigen… in alle onafhankelijkheid !
____________________
* Meer dan 10%
** Kwatongen beweren dat zij aan de basis liggen ervan.
*** En wie ze de zwaarste straffen voorspiegelen…
**** Indien het betroffen zakencijfer (« herhaalde aanrekening ») 25.000 euro bedraagt, het aantal verstrekkingen 1.000 en het percentage herhaalde aanrekening 30%, zal de DGEC 30-10 = 20% verwerpen, hetzij 200 verstrekkingen ; het bedrag van de ten onrechte uitgekeerde prestaties wordt als volgt berekend : (25.000/300) x 200 = 16.666 euro ; de gemiddelde waarde van de herhaaldelijk aangerekende handeling bedraagt 25.000 gedeeld door 300, hetzij 63 euro, maar het is natuurlijk onmogelijk te bepalen welke handelingen zich bevinden in de overtollige 20%.
*****De enige juridisch aanvaardbare methode zou eruit bestaan om de laag van de 10% te vullen met de duurste handelingen, en dat in de veronderstelling dat de RVV-OMNIO patiënten hun statuut over de hele duur van het onderzoek zouden behouden hebben !

Download : PVV. pdf

1 Comment »

Het « colloque singulier » en de panoramische clichés

12/09/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

Met zijn arrest 56.935 van 22 november 1995 heeft de Raad van State zich uitsprekend als rechtscollege in administratieve cassatie een beslissing van de Beroepscommissie* van het RIZIV gevalideerd om de panoramische clichés, gemaakt zonder voorafgaand « colloque singulier » tussen de tandarts en de patiënt, als niet conform te aanzien.

De betroffen tandarts argumenteerde bij de Raad van State dat de Beroepscommissie de regelgeving verruimd heeft met het opleggen van een « colloque singulier tussen de gekwalificeerde zorgverlener en de patiënt alvorens te beslissen om over te gaan tot het maken van een panoramische röntgenopname ».

Dit betekent dat de systematische panoramische röntgeboto niet toegestaan is : de tandarts moet vóór elke opname persoonlijk het « informed conscent » van de patiënt bekomen.

Opgelet : een onfortuinlijke verklaring van de zaakvoerder of van een assistente volstaat voor de DGEC om alle panoramische clichés uitgevoerd in de afgelopen twee jaar nietig te verklaren.

En vermits het om een verklaring gaat in ruime zin – wat te vermijden is -, is er geen sprake van de thans, door de zelfde Raad van State, verboden extrapolatie !
___________________
* Het toentertijdse equivalent van de Kamer van beroep.

Download : Arrest.pdf

No Comments »

Voorbeeld van fraude in de tandheelkunde : het geval Samir N.

09/09/2013 by Dr R. BOURGUIGNON

De bal ging aan het rollen toen wij gemerkt hebben dat tandarts Samir N. maar liefst 22 drievlaks vullingen geattesteerd heeft via derdebetalers bij een zelfde patiënt, van vrijdag 5 april tot vrijdag 12 april 2013 : was dat geloofwaardig ?

Ik vroeg aan mijn vennoot tandarts David HATZKEVICH, lth wat de kans was dat er fraude in het spel zat.

Antwoord : meer dan 99% !

Volwassenen hebben 32 tanden (28 als men de wijsheidstanden niet meetelt).

Samir zou dus 22 van de in totaal 28/32 tanden (afhankelijk of men de wijsheidstanden meetelt of niet…) van patiënt Shafique M., geboren in 1965 (48 jaar), gevuld hebben op maar een week tijd, en altijd drie vlakken, Nomenclatuurcode 304415.

Deze 22 vullingen, twee derden van alle tanden, werden gelegd tussen vrijdag 5 april 2013 en vrijdag 12 april 2013, op de vijf volgende data : 5/4, 8/4, 9/4, 11/4 en 12/4.

Anders gezegd, de patiënt zou bijna alle werkdagen bij Samir op raadpleging komen en gemiddeld met 4,4 grote vullingen per zittijd terug naar buiten gaan.

En waarom altijd drievlaks vullingen ?

Omdat dit de meest « lucratieve » code is, tenzij men zou vallen in een ander type handeling : de opbouwen (van de knobbel of de kroon).

Nog verrassender : niet de minste radiografie — noch een panoramische, noch een intrabuccale — werd gemaakt alvorens te beginnen aan dit titanenwerk !

En waarom bij deze patiënt (Shafique M.) ?

Omdat de CT1-verzekerbaarheid van Shafique de code 111 uitwijst : hij is RVV-OMNIO

Voor de derdebetalers tandarts heeft dit statuut twee uitgesproken voordelen :

– de terugbetaling gebeurt aan 100% en niet aan 75% (in de derdebetalers regeling belanden deze 100% … op de bankrekening van Samir !) ;

– de geschreven OIFNS verklaring (financiële noodsituatie) opgesteld en getekend door de patiënt is niet vereist : dit komt zeer gelegen…

En dit schema herhaalt zich maand op maand : een beperkt aantal patiënten ondergaat een buitengewoon aantal vullingen, steevast op drie tandvlakken.

Bijvoorbeeld :

– bij Mustafa M. heeft Samir 36 verstrekkingen geattesteerd tussen 21 juni en 29 juni 2013 (6 GVH) ;

– bij Adeline S. : 26 verstrekkingen tussen 22 juni en 26 juni 2013 (5 GVH) ;

– Bij Bilal S. : 38 verstrekkingen tussen 20 juni en 26 juni 2013 (6 GVH), hetzij 38 verstrekkingen op 6 opeenvolgende dagen : 20/6, 21/6, 22/6, 23/6, 24/6, 25/6 en 26/6 (23/6 is een zondag…) ;

– bij Shada A. : 26 verstrekkingen tussen 13 juni en 20 juni (7 GVH !) ;

– enz enz. : alles is van het zelfde soort : een buitensporig aantal verstrekkingen gedurende een extreem korte periode !

Wat is de juiste modus operandi van Samir ?

Samir ziet patiënten die talrijke vullingen hebben en die reeds gelegd zijn door andere tandartsen (bijv. op 22 tanden).

Hij vraagt dan aan de patiënt meerdere kleefbriefjes van het ziekenfonds (vier of vijf) en stelt getuigschriften voor verstrekte hulp op met elk vier (of meer) vullingen en een totaal van 20 tot 22 vullingen.

Het volstaat dan dat Samir een enkele vulling legt (voor het geval dat de patiënt gehoord zou worden…) om de hele serie reeds aanwezige vullingen te herattesteren : in geval van een RIZIV controle, kan hij effectief 22 vullingen tonen…

Als het RIZIV opwerpt dat deze vullingen door andere tandartsen gelegd zijn zal hij antwoorden dat de vullingen « uitgevallen » of « te oud » waren en dat hij ze moest herleggen.

Dit systeem van fraude is een klassieker in de tandheelkunde : de oplichter Eric NISOL, die veroordeeld werd tot een celstraf, handelde op dezelfde manier.

De fraudeur kan aldus zonder moeite, met zo’n dertigtal patiënten per maand (3 werkdagen…), meer dan 15 à 20.000,00 euro verdienen op kosten van de ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Welk risico loopt Samir ? Al bij al een simpele administratieve boete van 250 euro (te vermenigvuldigen door 5,5).

Dat is absoluut onaanvaardbaar : mensen als Samir kosten fortuinen aan de werkmens, aan de werkgevers en aan de Staat die gezamenlijk de ziekte- en invaliditeitsverzekering financieren…

Belgische ondernemingen sluiten hun deuren of delocaliseren omdat de Belgische sociale lasten ondraaglijk zijn geworden : het is de sociale fraude die ondraaglijk is !

1 Comment »

Let op voor het KB van 4 juli 2013 dat de criteria van terugbetaling wijzigt van logopedische zittingen !

02/09/2013 by admin

Een geneesheer specialist NKO schreef ons de volgende mail betreffende het KB van 4 juli 2013 (zie hieronder) dat de criteria van terugbetaling van logopedische zittingen wijzigt, in voege vanaf 1 september 2013 :

Mijn Waarde Collega,

Sta me toe uw aandacht te vestigen op het KB dat laatste zomer gepubliceerd werd : zie B.S van 16.7.2013 !

Het betreft de wijziging in het voorschrijven en de terugbetaling van logopedische zittingen.

Verstrekking 725385 (derde bladzijde), 2°disfunctie van de larynx en/of de stemplooien aangetoond op basis van : (a) laryngoscopie en stroboscopie !

Hoe valt de stroboscopie te verantwoorden – bij het kind of de volwassene – die het vaakst een aandoening van het type kissing nodule vertoont, een anatomische verdikking van het voorste derde van de stembanden hetgeen heesheid veroorzaakt, of bij volwassenen een onregelmatigheid of een aandoening van de mobiliteit van de stembanden? Prof. REMACLE (Montgodinne) stelt het als volgt : de stroboscopie, gebruikt voor de studie van de fase van een beweging aan de hand van een periodieke lichtbron laat toe om de vibratie van de banden te observeren.

En net daar ligt het probleem : de vibratie wordt onvermijdelijk gewijzigd als een abnormale anatomie of een abnormale mobiliteit voorligt, wat ook met een klassieke laryngoscopie vastgesteld kan worden!

De stroboscopie is voorbehouden voor analyses van de stembanden door NKO foniaters, voor bijzondere gevallen van subtiele anomalieën, die vermoed kunnen worden maar niet zichtbaar zijn met optische laryngoscopie.

Onder welke vorm wenst het RIZIV dat het protocol opgesteld wordt ? Video ?

Wat men dient te onthouden van deze « en stroboscopie », is dat alle NKO’s zich met dergelijk duur materiaal zullen moeten uitrusten… en dus te pas en te onpas stroboscopische onderzoeken (258274, K40) zullen voorschrijven, met als rechtstreeks gevolg een stijging van de RIZIV uitgaven inzake terugbetaling van gezondheidszorgen…

Nogmaals, ik vraag mij echt af wie er heeft kunnen geloven dat een besparing in de logopedie te verwezenlijken is door systematisch stroboscopie aan te vragen !

Vooral dat ik in mijn hoedanigheid van NKO revalidatiearts gehoor en spraak (fameuze 414 die weinige NKO’s hebben !) opmerk dat de voorschriften voor afwijkingen van de stem minder dan 10% van mijn ziekenhuisactiviteit uitmaken !

Tenzij dat de verdoken opzet van deze wijziging eruit bestaat om alle voorschriften van logopedie ten gevolge van stemafwijkingen door te sturen naar de universiteiten ?

Gezien het gebrek aan bekwame NKO’s in deze materie en de lange wachttijden voor afspraken blijft de verhouding kosten/baten van de intake aan te tonen…

Ik blijf te uwer beschikking voor alle bijkomende inlichtingen wat de analyse van dit KB betreft !

Met hartelijke collegiale groeten

4 JULI 2013. – Koninklijk besluit tot wijziging, wat de logopedische verstrekkingen betreft, van artikel 36 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen

ALBERT II, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 35, §1, gewijzigd bij de wetten van 20 december 1995, 22 februari 1998, 24 december 1999, 10 augustus 2001, 22 augustus 2002, 5 augustus 2003, 22 december 2003, 9 juli 2004, 27 april 2005 en 27 december 2005, en §2, gewijzigd bij de wet van 20 december 1995, bij het koninklijk besluit van 25 april 1997, bekrachtigd bij de wet van 12 december 1997, en bij de wet van 10 augustus 2001;
Gelet op de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
Gelet op het voorstel van de Commissie voor de overeenkomsten met de logopedisten, gedaan tijdens haar vergadering van 31 januari 2013;
Gelet op het advies van de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle, gegeven op 31 januari 2013;
Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole, gegeven op 13 maart 2013;
Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, gegeven op 18 maart 2013;
Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 april 2013;
Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 17 mei 2013;
Gelet op het advies 53.466/2 van de Raad van State, gegeven op 24 juni 2013, met toepassing van artikel 84,§1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Artikel 1. In artikel 36 van de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 1999, vervangen bij het koninklijk besluit van 15 mei 2003 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 november 2012 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° In §2, a), worden de woorden «aan de rechthebbende die taal-en/of spraak- en/of stemstoornissen heeft» vervangen door de woorden «aan de rechthebbende die mondelinge taal- en/of spraakstoornissen heeft»;
2° In §2, b), 3°, eerste lid, worden de woorden «Dyslexie en/of dysorthografie en/of dyscalculie aangetoond door tests op het gebied van lezen en/of schriftelijke expressie en/of rekenen die wijzen op een achterstand van meer dan één jaar bij kinderen tussen 7 en ten volle 9 jaar of op een achterstand van meer dan twee jaar bij kinderen tussen 10 en ten volle 14 jaar. Deze tests dienen voor te komen op een door de Commissie voor de overeenkomsten met de logopedisten goedgekeurde limitatieve lijst» vervangen door de woorden
«Dyslexie en/of dysorthografie en/of dyscalculie, bij kinderen tot ten volle 14 jaar die minstens 6 maanden lager onderwijs hebben genoten, gekenmerkt
door :
(a) een achterstand in de prestaties aangetoond door tests op het gebied van lezen en/of schriftelijke expressie en/of rekenen die twee scores geven kleiner of gelijk aan percentiel 16 of kleiner of gelijk aan minstens een standaardafwijking en;
(b) een hardnekkigheid van de stoornissen en/of
(c) problemen op het niveau van nauwkeurigheid en/of snelheid (=automatiseren) en/of
(d) fonologische problemen (enkel voor dyslexie en dysorthografie)
en/of
(e) compensatiegedragingen, negatieve attitude, verhoogde inspanning
Deze kenmerken moeten worden beschreven in het logopedisch
bilan. De tests moeten overeenkomstig zijn met het niveau verwacht
voor het leerjaar waarin de rechthebbende zit en voorkomen op een
door de Commissie voor de overeenkomsten goedgekeurde limitatieve
lijst.»
3° In §2, c), 2°, worden de woorden «paralyse van de larynx of
organisch letsel van de larynx en/of van de stembanden» vervangen
door de woorden «dysfunctie van de larynx en/of stemplooien
aangetoond op basis van :
(a) laryngoscopie en stroboscopie, (b) en perceptuele gegevens, akoestische en aerodynamische metingen met tests en criteria opgenomen in de door de commissie goedgekeurde lijst van tests voor stemstoornissen (c) en metingen van de impact van de stemproblemen op de levenskwaliteit van de patiënt met tests en criteria opgenomen in de goedgekeurde lijst van tests en proeven voor stemstoornissen».
4° In §3, 1°, worden de woorden «Bijzonder onderwijs van type 8 volgt»
vervangen door «Bijzonder onderwijs volgt. Deze beperking geldt alleen voor logopedische behandelingen voorzien onder §2,b), 2°, §2, b), 3°, en §2, f)»:
5° In §3, 5°, worden de woorden «in §2, b), 6°, 6.3; §2, d) en e)» vervangen door «in §2, b), 6°, 6.3 en §2, d)»;
6° In §4, 2°, tweede lid, eerste onderdeel worden de woorden «door een geneesheer-specialist in de neurologie of in de neuropsychiatrie» vervangen door de woorden «door een geneesheer-specialist in de pediatrische neurologie»;
7° In §5, m), worden de woorden «maximum 288 individuele behandelingszittingen van ten minste 30 minuten» vervangen door de woorden
«maximum 80 individuele behandelingszittingen van ten minste 30 minuten»;
8° §8 wordt aangevuld met een lid, luidende :«De terugbetaling van de in de nomenclatuur vermelde logopedische verstrekkingen is onderworpen aan de voorwaarde dat de logopedist zich ertoe verbindt kwaliteitsvolle zorg te verlenen en de door de Overeenkomstencommissie goedgekeurde voorwaarden na te leven»;
9° De volgende nomenclatuurcodes zijn geschrapt : Individuele zitting van ten minste 30 minuten verstrekt in de lokalen van een inrichting met een C.A.R. overeenkomst :
711395, 712390, 713392, 714394, 717393, 718395, 719390, 721394,
729396, 723391, 724393, 725395, 726390, 727392, 728394, 733390;
Individuele zitting van ten minste 60 minuten verstrekt in de lokalen
van een inrichting met een C.A.R. overeenkomst : 712692, 714696, 711690, 733692.
Art. 2. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op alle nieuwe aan- vragen die vanaf de datum van zijn inwerkingtreding bij de adviserend geneesheren toekomen.
Art. 3. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Mevr. L. ONKELINX

No Comments »